bij volgno. 17 der agenda -2- Op grond van de in evenvernoemde nota verwerkte gegevens mag worden aangenomen, dat er voor de thans te stichten scholen - in totaal 18 klaslokalen omvattende - voldoende belangstelling zal bestaan. Met een beroep op hetgeen bij koninklijk besluit van 10 maart 1949, no. 7, ter zake werd beslist, kan in voorliggende kwestie genoegen worden genomen met de door het bestuur ingezonden verklaringen omtrent het schoolbezoek, zonder dat deze zijn gestaafd aan de hand van indi viduele verklaringen van do betrokken ouders. Ad b. Het bestuur verklaart - ook hier weer voor elke school afzonderlijk - voordat met de bouw der scholen wordt aangevangen, een bedrag, gelijk staande met 15% der stichtingskosten, in do gemeentekas te zullen storten. Acl c. Het bestuur verklaart, dat elk der drie scholen: a. ruimte moet bieden aan 195 leerlingen; b. maximaal 43 leerlingen per lokaal zullen worden toegelaten; c. 6 klas- en 1 vaklokaal zal omvatten, terwijl een der scholen boven dien nog een gymnastieklokaal zal omvatten; d. bestemd zullen zijn voor het geven van gewoon lager onderwijs* Ten aanzien van het te stichten gymnastieklokaal kan nog het navolgende worden opgemerkt. Het aantal uren gymnastiekonderwijs per week voor de leerlingen van deze drie scholen zal minimaal 27 bedragen, zodat het zeer gewenst is, dat hiervoor kan worden beschikt over een gymnastieklokaal, hetwelk derhalve gedurende de schooltijaen volledig zal worden benut.. Ad d. De verklaringen van het bestuur dat zij voor de nieuw te bouwen scholen is aangesloten bij een groep bijzondere scholen, welke een commissie van beroep, als bedoeld in artikel 89, zevende lid, der lager-onder- wijswet 1920 hebben ingesteld, zijn overgelegd en akkoord bevonden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 228