gemeente Breda nG
aan de raad der gemeente Breda.
volgno. 13 der agenda
Bi lagen 1363
15 mei 1963
0S3/3125
Voorstel van burgemeester en wethouders inzake
het verlenen van subsidie aan de plaatselijke
stichting en aan de nationale federatie voor
huishoudelijke- en gezinsvoorlichting.
Bij besluit van 16 mei 1962, bijlage nr. 232, heeft Uw college in prin
cipe besloten het werk betreffende ie huishoudelijke- en gezinsvoorlichting
voortaan te subsidiëren overeenkomstig "de rijkssubsidie- en rijksbijdra
geregeling' huishoudelijke- en gezinsvoorlichting 1962". Het tijdstip van
ingang werd nadien, in overleg met het ministerie van maatschappelijk werk,
op 1 september 1962 bepaald.
Het huidige bestuur van de plaatselijke stichting, sinds 1 januari 1962
aan het bewind, heeft een periode van overname achter de rug waarin tevens
op een nieuwe subsidieregeling moest worden overgeschakeld. Dit zijn er
voornamelijk de oorzaken van dat niet tijdig aan d: administratieve voor
schriften uit de subsidi regeling is kunnen worden voldaan.
Daarom ook kunnen eerst thans de begrotingen over de laatste 4 maanden van
1962 en over 1963 van de plaatselijke stichting en van de Nationale Federa
tie alsmede de voorstellen tot benoeming van personeel aan U worden voor
gelegd .Hierover is overleg gepleegd met het bestuur van de plaatselijke
stichting en de directeur van de Nationale Federatie waarbij als het be
langrijkste onderwerp aan de orde is geweest de benoeming van het personeel.
De subsidieregeling kent benoemd personeel, d.i. personeel dat met machti
ging van de minister en na overeenstemming met het gemeentebestuur benoemd
wordt door en in dienst is van de Nationale Federatie met een standplaats
bij een plaatselijke stichting.
Benoemd kunnen alleen worden zij, die op grond van het bezit van bepaalde
diploma's of van vakbekwaamheid en capaciteiten, voldoende deskundig geacht
kunnen worden.
?an het voorgedragen personeel bezit alleen de leidster de vereiste des
kundigheid, de overige 5 leraressen zijn niet bevoegd. Zij
hebben echter sedert jaren hetzelfde werk verricht op de huishoudschool Re-
gina Pacis en hebben daar een zeer ruime ervaring opgedaan. ïij menen daar
om, dat dit personeel voldoende vakbekwaamheid en capaciteiten bezit om voor
een benoeming in tijdelijke dienst in aanmerking te komen. Bij de bepaling
van ons standpunt hebben bovendien de volgende argumenten nog een zeer be
langrijke rol gespeeld:
a.. er is vrijwel geen bevcegd personeel te krijgen; alle pogingen van het
bestuur zijn zonder resultaat gebleven;
_b. uit het vroegere ieraressenkorps zijn de thans voorgedragenen geselecteerd;