volgno. 13 der agenda -2- c_. alle voorgedragenen hebben op de huishoudschool pensioenrechten verwor ven; niet-benoeming, juist van dit niet moer zo jonge personeel, zou het verwerven ven méér pensioenaanspraken verhinderen; d_. het bestuur zal er ernstig naar blijvon streven toekomstige vacatures door zo volledig mogelijk bevoegd personeel te doen vervullen. Uit informaties is gebleken, dat de verwachting, dat de minister bereid zb 1 zijn deze benoemingen te accepteren, wel gerechtvaardigd is. Ten aanzien van de begroting van de plaatselijke stichting over de laatste 4 maanden van 1962 doet zich de moeilijkheid voor, dat het koninklijk be sluit, waarbij wordt uitgesproken dat de behoefte aan het cursuswerk van de huishoudelijke voorlichting als onderdeel van het leerplan der huishoud school niet meer in voldoende mate bestaat, nog steeds niet tot stand is gekomen Het schoolbestuur heeft aan de staatssecretaris medegedeeld dat deze nood zaak tot 1 januari 1963 aanwezig is en het heeft de salarissen van het voorgedragen personeel, met uitzondering van de leidster, tot deze datum betaald Hot staat thans dus nog niet vast, in tegenstelling tot de oorspronke lijke bedoeling, op welke datum de nieuwe subsidieregeling kan worden toe gepast.Hierover is zeer onlangs interdepartementaal overleg gepleegd,waar bij ook een antwoord gegeven moest worden op de vraag, wie het salaris over de maand augustus 1962 betaald als 1 september als ingangsdatum voor de nieuwe regeling wordt aangehouden. Het dienstverband met de huishoud.- school loopt in dat geval nl. tot 1 augustus. Het resultaat van dit overleg is ons nog niet bekend. Omtrent de wijze van subsidiëren van de plaatselijke stichting over de laatste 4 maanden van 1962 is dus nog niets met zekerheid te zeggen. Even min kan het antwoord gegeven worden op de vraag of op de gemeentebegroting 1962 voldoende krediet beschikbaar is. Dit laatste wordt nl. ook nog be- invlo^d door het rijkssubsidie over de eerste 8 maanden van 1962. Het is nl. niet onwaarschijnlijk dat het rijk over deze periode een iets gewijzigd, voor de gemeente gunstiger, subsidiesysteem zal toepassen. wel staat vast, dat aan de Nationale Federatie ov.r de laatste 4 maanden van 1962 subsidie verleend moet worden in de salariskosten van de leidster.. Dit vergt een bedrag van 900,-. Evenals over dc begrotingen voor de laatste 4 maanden van 1962 kunnen ook over de begrotingen voor 1963 weinig opmerkingen gemaakt worden. Alhoewel men niet over voldoende ervaringscijfers beschikt komen zij zeker aanvaard baar voor. Uit de begroting 1963 van de plaatselijke stichting vloeit een gemeentelijk subsidie voort van 10.882,- nl, 8.882,- volgens de subsidieregeling - het rijkssubsidie tot hetzelfde bedrag wordt door de gemeente bij voorschot betaald - en 2.000,- pensioenkosten voor de vroegere leidster van de stich ting. De begroting 1963 van de Nationale Federatie betreft alleen salaris kosten die zijn afgeleid, van de bij de regeling behorende salarisschalen.Hier uit vloeit een gemeentelijk subsidie voort van 17.638,-.In totaal is dus over 1963 een gemeentelijk subsidiebedrag nodig van 28.520,- terwijl op de gemeentebegroting slechts 20.000,- beschikbaar is. Deze raming dient der halve met 8.500,- te worden verhoogd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 313