gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
volgno; 7 der agenda
Bijlagen 1965
no277
10 juli 1965
AZ/l0400
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
wijziging van de verordening ex artikel 4 van
de winkelsluitingswet 1951-
De Nederlandse Katholieke Bond van kapperspersoneel "St. Cosmas" te Breda
heeft zich bij brief d.d. 21 maart jl. tot Uw raad gewend met het verzoek
de verordening ex artikel 4 van de winkelsluitingswet 1951 te wijzigen in
die zin, dat de kapperswinkels hi rr ter stede voortaan niet meer op dinsdag-
doch op maandagmiddag voor het publiek gesloten moeten zijn. Op 1 april
jl. richtte de Nederlandse Katholieke Bond van kapperspatroons "St. Francis-
cus van Assisië", afdeling Breda, zich met een verzoek van de zelfde strek
king tot ons college
Voormelde organisaties hebben dit verzoek gedaan, omdat een nieuwe collec
tieve arbeidsovereenkomst voor het kappersbedrijf tot stand is gekomen, waar
in is bepaald, dat de werknemers in het kappersbedrijf geen arbeid mogen ver
richten op de dag, waarop de kapperszaken ingevolge de gemeentelijke veror
dening, als hiervoor bedoeld, een halve dag voor het publiek gesloten moeten
zijn (dus hier ter stede op dinsdag).
Bij het te dezer zake gepleegd overleg tussen werkgevers en werknemers in
het kappersbedrijf in Nederland hebben de werknemersorganisaties de wens te
kennen gegeven te komen t'it een aaneengesloten rustperiode van 48 uur (het
geen dus neerkomt op invoering van de vijfdaagse werkweek voor het kappers-
personeel) door de verplichte halve dagsluiting voor de kapperswinkels hier
ter stede voortaan op maandagmiddag te stellen, welke wens door de plaatse
lijke organisatie van katholieke kapperpatroons wordt gesteund.
In verhand met het bepaalde in artikel 14, 2e lid, van de winkelsluitings
wet 1951 hebben wij de Kamer van Koophandel verzocht ons omtrent deze aan
gelegenheid van advies te dienen,
Naar aanleiding van dit verzoek heeft die kamer een enquête gehouden onder
de betrokken kappers, waarbij 125 enquêteformulieren werden verzonden. Deze
enquête leverde als resultaat op, dat 70 kappers zich voorstanders verklaar
den van verplaatsing der halve dagsluiting naar maandagmiddag, 52 kappers
te kennen gaven zich met die verplaatsing niet te kunnen verenigen en 5
kappers verklaarden ten aanzien van deze kwestie geen mening te hebben,
hoewel het aantal voorstanders-patroons van een verplichte maandagmiddag
sluiting slechts 56/s van het aantal hier ter stede gevestigde kappersbe
dri jven uitmaakt, meende de Kamer van Koophandel toch een gunstig advies
te dezer zake te kunnen uitbrengen, omdat de verplaatsing van de verplich
te halve dagsluiting gevraagd wordt in het belang van het personeel en
bij de voorstanders-patroons circa 78,5, van de ongeveer 200 bij de kappers-
bedrijven hier ter stede werkende personeelsleden in dienst zijn. De tegen-