gemeente Breda
v/10108
aan de raad der gemeente Breda.
volgno. 5 der agenda
Bijlagen 1963
no. 372
4 september 1963
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
vaststelling van het uitbreidingsplan in onder
delen "Moleneindstraat e.o.".
In de raadzaal is voor U in ontwerp ter visie gelegd het uitbreidingsplan
"Moleneindstraat e.o." met de daarbijbehorende bebouwingsvoorschriften en
toelichting. Aanleiding tot het ontwerpen van dit plan is de behoefte aan
terreinen, waarop ambachts- en handelsbedrijven van geringere omvang kun
nen worden gesticht. Daarom wordt U tevens bij afzonderlijk voorstel van
ons college dd. heden, no. v/7403, in overweging gegeven een onteigenings
plan voorlopig goed te keuren, dat voor het grootste gedeelte betrekking
heeft op gronden gelegen binnen het gebied van het voorliggende uitbrei
dingsplan.
In de toelichting op het uitbreidingsplan zijn nadere gegevens vermeld.
Ter voldoening aan artikel 37lid 2, der woningwet heeft dit plan met in
gang van 28 mei 1963 gedurende vier weken in ontwerp ter gemeentesecretarie
voor eenieder ter inzage gelegen.
Deze tervisielegging is op de gebruikelijke wijze aan de ingezetenen bekend
gemaakt en aangekondigd in de plaatselijke dagbladen "De Stem" en "De Bre-
daschc Courant".
Tegen het ontwerp-plan zijn twee bezwaarschriften ingekomen en wel van:
1. Kinderen Van Dongen, Tilburgseweg 203, Breda, gezamenlijke eigenaren van
het perceel kadastraal bekend gemeente Ginneken sectie N, no. 1716;
2. N.V. H.Huybregts, Tilburgseweg 207, Breda, eigenaresse van de percelen
kadastraal bekend gemeente Ginnekon sectie N, nos. 1527, 1528, 1529,
1530 en 1666.
Op de mode voor U ter visie gelegde tekening no. 332621 zijn voormelde
eigendommen in rode respectievelijk blauwe kleur aangeduid.
Reclamanten zijn belanghebbenden in de zin der woningwet. Hun bezwaar
schriften zijn binnen de voorgeschreven termijn ingekomen. Zij zijn dus
ontvankelijk in hun bezwaren.
De inhoud van het bezwaarschrift van de familie Van Dongen komt hierop
neer, dat betrokkenaizich gedupeerd voelen aangezien zij voor verwezen
lijking van de op hun perceel gelegde bestemming "kleine bedrijven" na
genoeg alle tuingrond zullen moeten afstaan. De eerste ondergetekende,
mejuffrouw A.van Dongen, acht zich als pachteres van het perceel tuin
grond in het bijzonder benadeeld omdat deze haar bestaansbron vormt.
Ten aanzien van deze bezwaren merken wij op, dat het onderhavige perceel
een integrerend onderdeel is van de in het uitbreidingsplan tot "kleine
bedrijven" bestemde grond. Het kan hierin dan ook niet worden gemist,
temeer niet nu er, zoals reeds is opgemerkt, een tekort is aan terreinen