-5-
samertstelling, doch anderzijds erop gericht is de rioolbelasting (en riool
recht) voor de grote vuilwateraanvoerders in een betere verhouding te brengen
tot het bedrag van de gemiddelde rioolbelasting voor bewoonde percelen.
Dit belastingtechnisch aspect van de zaak, dat op de voorgrond moet worden
gesteld, moet leiden tot de conclusie dat door deze maatregel een reeds lang
bestaande ongegronde uitzondering voor een aantal belastingplichtigen ten
dele teniet wordt gedaan. Dit staat dus geheel los van de huidige loonontwik
keling en de daaruit voortvloeiende consequenties; het zijn overigens twee
zaken die noch wat omvang betreft, noch wat consequenties betreft met elkaar
vergelijkbaar zijn. De uit de wijziging voortvloeiende meer-opbrengst van de
belasting is een welkome aanvulling van het budget en is als zodanig aange
wend.
Gezien de ook in de toelichting op ons voorstel gegeven becijferde motivering
menen wij de voorgestelde hogere belasting als gerechtvaardigd te moeten aan
merken. Wij kunnen begrip opbrengen voor het feit, dat ook deze belasting
verhoging - zoals iedere belastingverhoging - minder welkom is bij de belangd
hebbenden.
De uiteindelijke beslissing over de voor te leggen ontwerp-begroting wordt
eerst genomen na een onderlinge afweging van urgentie en belang van tal van
uitgaven binnen de financiële mogelijkheden, waarbij rekening is gehouden met
de meer-opbrengst van het rioolrecht.
De vraag of de begrote uitgaven met 100.000,- kunnen worden beperkt vindt
al een negatieve beantwoording in het feit, dat wij deze begroting in deze
vorm aan U hebben voorgelegd.
Beperking van de voorgestelde uitgaven zou mogelijk zijn, indien Uw raad op
bepaalde onderdelen van deze begroting een van de onze afwijkende mening heeft.
Hiervan is ons in de concrete vragen in het verslag over bepaalde uitgaven
niets gebleken. Integendeel, voor tal van nieuwe activiteiten of voorzieningen
wordt onze aandacht gevraagd.
Het sluitend maken van een begroting door het beschikken over een reserve -
zoals gesuggereerd ten aanzien van de in vroeger jaren gevormde reserve uit
een deel van de winst van het woningbedrijf A - is slechts mogelijk indien
gedurende ten minste 30 jaar over een dergelijk bedrag kan worden beschikt.
Met andere woorden moet de reserve ten minste het 30-voud bedragen van de
geraamde beschikking daarover.
De genoemde reserve is hiervoor ontoereikend (ultimo 1963 rond 850.000,-).
De gestelde concrete vragen over de heffing van het rioolrecht kunnen wij
als volgt beantwoorden.
1. Het aantal belastingplichtigen voor het rioolrecht bedraagt ongeveer 50.
2. De omvang van de aanslagen in het rioolrecht (minimaal en maximaal be
drag) kan niet worden medegedeeld omdat nog niet alle gegevens voor de
aanslagregeling 1963 beschikbaar zijn.
3. De hoeveelheid via het gemeenteriool geloosd water is in de huidige
situatie de aangewezen maatstaf voor deze heffing. De mate van ver
vuiling van geloosd afvalwater zou in de tariefstelling kunnen worden
betrokken wanneer er sprake is van zuivering van afvalwater door de ge
meente. Dit is thans nog niet het geval. Wij verhelen ons overigens
niet, dat het moeilijk zal zijn de mate van vervuiling van afvalwater
objectief te verwerken in de maatstaf van heffing.
4. Of het uit technisch of bedrijfseconomisch oogpunt mogelijk en aantrek
kelijk is voor de ondernemingen om voorzieningen te treffen, zodat een