-15-
omlijnd is en een enigszins betrouwbare kostenbegroting kan worden opge
maakt.
Thans kan nog niet concreet worden aangegeven, welk(e)saneringsproject(en)
in het lopend of het volgend jaar voor rijksbijdrage zal (zullen) worden
voorgedragen.
Wij wachten ten deze eerst de beslissing van het rijk op de reeds inge
diende projecten af om de koers verder te kunnen bepalen,
d. In de reeds voor bijdrage ingediende plannen is een totaal aan verwer
vingskosten begrepen van 6.443.000,-; dit zijn echter voor een ge
deelte geschatte bedragen. Schattingen moesten nl. plaats hebben voor de
panden en gronden, welke nog aangekocht moeten worden, alsmede voor het
in de betreffende saneringsgebieden gelegen onroerend goed dat niet
van derden verworven is doch tot het bezit van de gemeente behoort.
Ter zake van laatstvermeld bezit moet de waarde in overleg tussen depar
tement en gemeente worden vastgesteld, hetgeen voor de drie ingediende
projecten tot nu toe nog niet is geschied.
Op grond hiervan en mede omdat meerdere panden nog moeten iforden aange
kocht en voorts niet bekend is hoe de bijdrageregeling door het rijk in
de praktijk zal worden toegepast heeft het weinig zin om een raming te
maken van de te verwachten rijksbijdrage voor de saneringsprojecten hier
voor vermeld.
Antwoord on verschillende vragen met een algemeen karakter
Het is niet geheel juist de maatregel om de kosten van de straatverlichting
in de bedrijfsexploitatie te brengen te bestempelen als in feite van admi
nistratieve aard. De algemene dienst immers wordt ontlast voor 219.000,-
plus het accres in de kosten van de straatverlichting.
De vraag welke mogelijkheden van deze aard er nog meer zijn is praktisch
niet te beantwoorden. Het sluitend maken der begroting zal zolang de uitga
venstijging de stijging der inkomsten overtreft vindingrijke oplossingen
vragen. In hoeverre in de toekomst vindingrijkheid vereist zal zijn en, in
dien vereist, zal kunnen worden opgebracht, is niet vooruit te bepalen.
De stelling, dat in de vorige begrotingen gereserveerd werd, gaat op voor:
a. de reserve woningbedrijf;
b. de raming van de volle rentelast van investeringen in het begrotings
jaar.
De xfinsten van het woningbedrijf werden onverplicht gereserveerd.
Deze onverplichte reservering hebben wij in het kader van het streven naar
een sluitende begroting gemeend te moeten opofferen.
Ten aanzien van de rentelast van nieuwe investeringen wordt opgemerkt, dat
een voorzichtige financiële politiek leidt tot een raming van de volle
rentelast. Het nadeel is, dat beslag gelegd wordt op middelen, waarvan bij
voorbaat vaststaat, dat zij niet (ten volle) gebruikt behoeven te worden.
Een realistische politiek kan ertoe leiden, dat niet meer geraamd wordt dan
hetgeen nodig is, in casu dus de halve rentelast.
Ofschoon wij veel waarde hechten aan een redelijke prudentie achtten wij
het gezien de afwijking tussen de raming en werkelijkheid nog juist verant
woord het financiële beleid in deze te corrigeren.
Uit het vorenstaande zal het duidelijk zijn, dat ons inziens van een ver
schuiving van lasten naar de toekomst geen sprake is.
De ramingen, die vooruitlopen op raadsbesluiten waarbij subsidies o.d. moe
ten worden vastgesteld, belopen in totaal een bedrag van 831.339,- te
specificeren als volgt: