bij volgno. 12 der agenda
-2-
4. een verklaring waaruit blijkt, dat het schoolbestuur is aangesloten bij eer-
groep bijzondere scholen, welke een commissie van beroep hebben ingesteld;
5. een verklaring waaruit blijkt, dat de minister van onderwijs, kunsten en
wetenschappen voor de te stichten school de rijksbijdrage zal verlenen, be
doeld in artikel 3 van het "besluit buitengewoon lager onderwijs 1949".
Ad 1.
De door het schoolbestuur overgelegde verklaring, dat de school door tenminste
44 leerlingen zal worden bezocht, is niet gestaafd met de handtekeningen van
de ouders der toe te laten leerlingen.
Overigens is niet wettelijk voorgeschreven, dat de verklaring van het school
bestuur met zogenaamde ouderverklaringen moeten worden gestaafd; uit de juris
prudentie op artikel 73 van de lager onderwijswet 1920 blijkt echter, dat
ouderverklaringen in de regel als enig juiste vorm tot staving van de ver
klaring van het schoolbestuur moet worden gerekend; de Kroon overwoog echter
in zijn besluit van 10 maart 1949 no. 7, dat dit geenszins uitsluit, dat in
bijzondere gevallen, in verband met andere zakelijke gegevens, welke aan het
gemeentebestuur bekend zijn, of bekend moeten zijn, een verklaring voldoende
bewijskracht kan hebben, ook indien zij geen namen en adressen van aanstaande
leerlingen vermeldt.
In dit geval kan worden gesteld, dat het schoolbestuur niet in staat moet
worden geacht de leerlingenverklaring met zogenaamde ouderverklaringen te
staven en wel omdat een kind eerst als leerling tot de onderhavige school kan
worden toegelaten, na ondersoek door een commissie, bestaande uit tenminste
het hoofd der school en een geneesheer, die met het psychiatrisch ondersoek,
en een academisch gevormd psycholoog, die met het psychologisch onderzoek van
kinderen is vertrouwd. Het is verklaarbaar, dat zolang dit onderzoek nog niet
heeft plaatsgehad, de ouders niet kunnen verklaren, dat hun kind de school zal
gaan bezoeken, althans zou bij een dergelijke verklaring een sterk voorbehoud
ten aanzien van de uitslag van bedoeld onderzoek gemaakt dienen te worden.
Haast hetgeen het stichtingsbestuur over de leerlingenbezetting van de op te
richten school heeft gesteld, kan het navolgende worden opgemerkt:
Uit de door hec stichtingsbestuur gegeven toelichting op het verzoek blijkt,
dat het voornemens is zijn leerlingen te rekruteren uit de prot. chr.open
bare en bijzonder neutrale scholen voor g.l.o., gevestigd in en in de omgeving
van Breda.
Uit een ingesteld onderzoek is gebleken, dat op 16 januari 1962 6892 kinderen
- op een reisduur van maximaal 45 minuten van Breda - prot. chr., openbare of
bijzonder neutrale scholen voor g.l.o. bezochten.
Het stichtingsbestuur heeft onzes inziens terecht gesteld, dat de ervaring
leert, dat ongeveer 1>- van de g.l.o.-leerlingen geacht lean worden in aanmer
king te komen voor plaatsing op een school voor kinderen met leer- en opvoe-
di ngsmoeilijkhe den
Door dit percentage toe te passen op een aantal g.l.o.-leerlingen van 6890,
kan hieruit met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconclu
deerd, dat de te stichten school bij de opening zeker door het minimaal vereiste
aantal leerlingen (44) zal worden bezocht.