-57-
HOQFDSTUK VIII - S 7. BIJZONDER GEWOON LAGER ONDERHIJS
Uitgaven
volgnr. 580
Het is ons college bekend, dat enkele Bredase bijzondere lagere scholen een
full-time concierge/schoolknecht in dienst hebben, die uit de exploitatie
vergoeding voor die scholen wordt betaald.
Aan deze personen worden onder meer schoonmaakwerkzaamheden, kleine repara
ties en het dagelijks onderhoud van het schoolgebouw opgedragen; zij ver
richten mitsdien werkzaamheden, die anders aan derden dienen te worden uit
besteed.
Het bekostigen van dergelijke personeelsleden uit de exploitatievergoeding
is voor kleine scholen uiteraard moeilijk; doch deze scholen hebben ook min
der behoefte aan een dergelijke kracht.
Het is wettelijk niet mogelijk om het bedrag per leerling voor deze doelein
den alleen voor grote scholen te verhogen.
Gezien het bovenstaande kunnen wij dan ook geen aanleiding vinden een ver
hoging van het bedrag per leerling voor dit doel voor alle scholen te bevor
deren.
HOOFDSTUK VIII - ;v 9. BIJZONDER UITGEBREID LAGER ONDERWIJS
Uitgaven
volgnr428
Primair stellen wij,dat - indien besturen van u.l.o.-scholen wensen vakonder
wijs typen aan die scholen vergoed te krijgen - zij dit ter kennis van ons
college hadden moeten brengen. Zulks is evenwel nimmer geschied. Daarnaast
is ons uit een ingesteld onderzoek gebleken, dat aan geen enkele u.l.o.-school
ter stede binnen het lesrooster onderricht in machineschrijven wordt gegeven.
Het onderricht in typen aan de bijzondere u.l.o.-scholen geschiedt thans bui
ten het lesrooster om.
Mocht ons college blijken, dat er metterdaad behoefte bestaat aan onderricht
in machineschrijven aan de u.l.o.-scholen binnen het lesrooster, dan zullen
wij ons beraden over de vraag of het al dan niet noodzakelijk moet worden
geacht het salaris van de daarvoor aan te stellen vakleerkrachten te ver
goeden.
HOOFDSTUK VIII - 5 10. BIJZONDER BUITENGEWOON LAGER OUDERWIJS
Uitgaven
volgnr. 462g
De verzoeken ex artikel 13 der lager onderwijswet 1920 om vergoeding van ver
voerskosten voor het bezoeken van scholen voor g.l.o., v.g.l.o., u.l.o. en
b.l.o. worden door ons college incidenteel beoordeeld. Uit de jurisprudentie
op artikel 13 valt af te leiden, dat door de kroon geen algemene norm voor
de beoordeling van bedoelde verzoeken wordt aanvaard omdat elk verzoek geheel
naar de omstandigheden van het individuele geval beoordeeld dient te worden.
Bij het beslissen op een verzoek om vergoeding van vervoerskosten wordt door
ons college niet als norm doch als richtlijn gehanteerd:
"De aanbevolen richtlijnen voor de vaststelling van de draagkracht inzake