-34-
Hoofdstuk IX. Raatschappelijke steun en voorzorg
Algemeen
De titel van het hoofdstuk is verouderd. Voorstel dit voortaan, ook conform
de naam van de portefeuille van de betreffende wethouder "sociale zaken"te
noemen.
De huidige naam strookt ook niet met datgene wat thans onder dit hoofdstuk
vermeld wordt.
Gaarne worden inlichtingen verwacht over de ervaringen die zijn opgedaan
met de "stedelijke commissie overleg maatschappelijk werk".
- Heeft de commissie aan de verwachtingen beantwoord?
- Welke onderwerpen zijn globaal gesproken aan de orde geweest?
- Dient de commissie niet alleen de onderlinge communicatie, maar kan ook
gezegd worden dat invloed op het wederzijdse beleid uitgaat?
- Is de indruk dat ook het particulier initiatief met het overleg inge
nomen is?
Hoe staat het met de naar aanleiding van de bejaardennota 1960 ingestelde
gemeentelijke commissie van overleg inzake bejaardenzorg? Komt deze com
missie nog steeds en geregeld bij elkaar? Is uitvoering gegeven aan het
voornemen om deze commissie in te passen in het algemeen overleg, zoals in
de nota overheid en maatschappelijk werk te Breda werd gesteld?
In de bejaardennota 1960 xtferden vrij veel suggesties gedaan en bleek ook
de noodzaak van verdere verbreiding van bejaardenwerk in de wijk. Kr is
een initiatief geweest tot verruiming van de huishoudelijke hulp aan be
jaarden. Hoe heeft zich dit initiatief ontwikkeld? Zijn sindsdien nog
andere initiatieven tot uitvoering gekomen, zo niet, moet dan niet ge
concludeerd worden dat Breda ter zake het bejaardenwerk in de wijk ten
achter blijft en dat maatregelen moeten worden genomen?
De indruk bestaat dat er bij de diverse bejaardentehuizen (m.n. de nieuwe)
in de stad zeer aanzienlijke wachtlijsten bestaan. Dit ifijst op:
a. een problematiek ten aanzien van het snel plaatsen van zogenaamde
urgente gevallen;
b. een algemeen tekort aan huisvestingsvormen voor bejaarden die zij zelf
prefereren;
c. de mogelijkheid dat wanneer aan de behoefte onder b beter tegemoet gekomen
kon worden, woningen vrij zouden komen voor niet-bejaarden.
Heeft het gemeentebestuur een meer verscherpt en concreet inzicht in deze
materie en zo dit niet of niet volledig het geval is, lijkt het dan niet
van groot belang om dit onderwerp aan een nader onderzoek te onderwerpen?
In hoeverre bestaat er thans toezicht op de verzorgingstehuizen voor be
jaarden uitgaande van bepaalde stichtingen en op particuliere pensionte
huizen waar bejaarden zijn opgenomen? Kunnen burgemeester en wethouders zich
een oordeel vormen omtrent het verzorgingsniveau in deze tehuizen en zijn
zij bereid de raad hieromtrent in te lichten?
In hoeverre is bij het opstellen der begroting rekening gehouden met de
onlangs verhoogde uitkeringen van a.o.w., a.w.w. en interim i.w.?