volgno, 3 der agenda -2- Hoewel het geenszins vaststaat, dat de Hoge Raad oen andere con structie, welke beoogtzonder in conflict te komen met de regeling van het daderschap in het wetboek van strafrecht, te reageren op een hande len of nalaten door een rechtspersoon in strijd met de bepalingen van de a.p.v. ,toereikend zal achten, menen wij U toch te moeten voorstellen een nieuw artikel 7 a.p.v. vast te stellen, op grond waarvan voorshands kan worden opgetreden indien een rechtspersoon zich een handelen of na laten veroorlooft dat, indien het door een natuurlijk persoon ware ge pleegd, tot strafbaarstelling van de natuurlijke persoon zou kunnen leiden. De formulering van art. 7 a.p.v. welke wij in het concept-be sluit hebben opgenomen, is ontleend aan een redactie welke door Prof. Van Wijk (zie o.a. Nedl. Gemeente dd. 2 maart 1962 wordt aanbevolen. 2. De term "dergelijke", voorkomend in artikel 8 a.p.v. ware te vervangen door de omschrijving "andere terreinen". De term "dergelijke" wordt door de staande magistratuur al te vaag geacht 3. Artikel 20 a.p.v. bevat een verbod om in dat artikel met name genoemde (soorten van) voorwerpen op, onder, boven etc. de in artikel 8 a.p.v. gedefinieerde weg te hebben. Indertijd heeft Uw raad er terecht van afgezien in het algemeen het hebben, plaatsen etc. van "voorwerpen" op, onder, boven de weg te verbieden; bij een dergelijke redactie zou de verbodsbepaling haar doel immers ver voorbij schieten, omdat het uit gesloten moet worden geoordeeld in een uitzonderingsbepaling limitatief te omschrijven op welke voorwerpen de verbodsbepaling niet van toepas sing moest worden geacht. De enumeratieve aanduiding der (soorten van) voorwerpen waarop de verbodsbepaling wel van toepassing is - dit is de constructie welke Uw raad in artikel 20 a.p.v. heeft gekozen - zal in verband met de bij de toepassing van het artikel opgedane ervaring, echter enigszins moeten worden uitgebreid. Bij deze op zich onbelang rijke redactiewijziging waren de in het vigerende artikel 20 a.p.v. voorkomende vage termen "dergelijke" en "dergelijk" te vervangen door een duidelijker omschrijving. Wij mogen Uw raad ter zake verwijzen naar de bijlage, waarheen wij U ook verwijzen met betrekking tot ons voorstel lid 2, onder a, van het onderhavige artikel iets zuiverder te formuleren. Lid 2 onder d, bevat een nieuwe uitzonderingsbepaling en wordt Uw raad ter vaststelling voorgelegd., waar de staande majestratuur een zodanige bepaling wenselijk acht teneinde duidelijk te stellen, dat de strafbepaling vtin lid 1 niet ven toepassing is op het plantson van een (al dsn niet met afval gevulde) van gemeentewege verstrekte huisvuilemmer op de weg. Het plaatsen van dergelijke vuilnisemmers is overigens in artikel 64 a.p.v. geregeld. Uit een oogpunt van systematiek stellen wij Uw raad voor lid 3 van artikel 20 a.p.v. in enigszins gewijzigde vorm over te brengen naar artikel 20a a.p.v. 4. In verband met het koninklijk besluit van 2 juni 1959, Stbl. no. 206, zijn bij besluit van Uw raad dd. 14 oktober 1959 artikel 20, lid 3, en artikel 20a in de algemene politieverordening gevoegd. Bedoeld koninklijk besluithoudende vaststelling van artikel 32a van het wegenverkeersreglement, schiep de mogelijkheid tot het stellen van gemeen telijke regels tot wering van parkeerexcessen. De in artikel 20, 1e lid onder e, juncto artikel 20, lid 3, der a.p.v. neergelegde regeling beant woord echter niet geheel aan de bedoeling van de troon en aan de behoeften van de praktijk; slechts degene, die er zijn bedrijf of nevenbedrijf van maakt voertuigen te herstellen of te stallen, ware - behoudens door ons

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 931