bij volgno. 3 der agenda Artikel 38 1 De eigenaar, houder of hoeder van een hond is, gevaarlijke honden nadat burgemeester en wethouders hem schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij die hond gevaarlijk achten, verplicht te hunner beoordeling hetzij: a. te zorgen, dat die hond, wanneer hij zich op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats bevindt of deze kan bereiken, voorzien is van een muilkorf, die het bijten verhindert; b. die hond vast te houden of te zorgen, dat hij vastgehouden wordt, een en ander wanneer hij zich op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats bevindt; c. die hond van de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats verwijderd of vastgelegd te houden. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover artikel 425 van het wetboek van strafrecht van toepassing is. Artikel 60a 1Het is de rechthebbende op een terrein verboden daarop buiten een woning een hond aan een ketting of op andere wijze vast te leggen of vastgelegd te hebben of in een ren of hok in te sluiten of ingesloten te houden. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet, indien voldaan is aan de door burgemeester en wethouders te stellen nadere regels ten aanzien van de wijze van vastlegging, de loopruimte en de afmetingen en inrichting van de ligplaats van de hond. _4_ Artikel 58 1Idem. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet, voor zover artikel 425 van het wetboek van strafrecht of het bij of krachtens de veewet bepaalde tot wering en bestrijding van hondsdolheid van toepas sing is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 937