gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. volgno. 30 der agenda Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van de grenzen van de bebouwde kom der gemeente voor de toe passing van de boswet Op 15 juli jl. is in werking getreden de wet van 9 mei 1963 Stbl. no. 246, houdende wijziging van de boswet. Bij die wet is aan artikel 1 der boswet een vijfde lid toegevoegd, waarin onder meer is bepaald, dat de gemeente raad bij door gedeputeerde staten goed te keuren besluiten vaststelt, welke voor de toepassing van die wet de grenzen van de bebouwde kom of kommen der gemeente zijn. Het ontwerp van het door de gemeenteraad te nemen be sluit dient gedurende dertig dagen ter gemeentesecretarie voor eenieder ter inzage gelegd te worden en de nederlegging moet tevoren in de staats courant, in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente ver spreid worden, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt worden. Tót voormelde wijziging van de boswet diende onder bebouwde kom of kommen in de zin van de boswet te worden verstaan de bebouwde kom of kommen, vastgesteld ingevolge artikel 8 der wegenverkeerswet. Dit voorschrift is echter bij voormelde wet van 9 mei 1963 vervallen verklaard. De wetgever heeft tot de hiervoor bedoelde wijzigingen besloten, omdat het gebruik van de bebouwde komgrens ingevolge de wegenverkeerswet voor de toepassing van de boswet aanleiding zou kunnen geven tot moeilijkheden. Deze grrns is namelijk op de wegen duidelijk kenbaar aan de voorgeschreven borden, maar in het veld is zij moeilijk terug te vinden. Voor een goed begrip zij medegedeeld, dat de grens van de bebouwde kom ingevolge de boswet twee functies heeft. In de eerste plaats gelden de bevoegdheden van het rijk alleen buiten de bebouwde kom. Dit betekent, dat de verplichting om van de voorgenomen velling van bomen mededeling te doen aan de directeur van het Staatsbosbeheer (artikel 2 boswet) geen werking heeft ten aanzien van bomen binnen een bebouwde kom. Ook de herplantplicht, die de boswet oplegt aan ae eigenaars van gronden, waarop bomen zijn geveld of op andere wijze zijn teniet gegaan, geldt niet als het bomen binnen de bebouwde kom betreft. Ten aanzien van deze bomen kan het rijk evenmin een kapverbod opleggen. In de tweede plaats zijn de bevoegdheden van de gemeente binnen de be bouwde kom groter dan daarbuiten. De bevoegdheden van de gemeente zijn namelijk binnen de bebouwde kom in principe onbeperkt, maar buiten de bebouwde kom betreffen zij slechts de alleenstaande bomen, de kleine bosjes, als bedoeld in artikel 5, 2e lid, der boswet (te weten hout opstanden, welke een zelfstandige eenheid vormen, en hetzij geen grotere Bijlagen 1963 no. 522 27 november 1963 AZ/19537

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 979