gemeente Breda
volgno. 22 der agenda
Bijlagen 1964
no. 142
4 maart 1964
OSS/3961
aan de raad der gemeente Breda.
Preadvies van burgemeester en wethouders inzake
het ontwerp van de lijst van beschermde monumenten
voor de gemeente Breda.
Bij een schrijven d.d. 19 juli 1963 heeft de staatssecretaris van onderwijs,
kunsten en wetenschappen Uw raad onder verwijzing naar artikel 8, derde lid
van de monumentenxfet het ontwerp toegezonden van de lijst van beschermde
monumenten voor de gemeente Breda,
Ingevolge het derde lid van artikel 8 kan de gemeenteraad binnen een bepaalde
termijn de minister in overweging geven monumenten aan de lijst toe te voegen
of daarvan af te voeren. De betreffende termijn is bij schrijven van 14
november 1963 door de staatssecretaris bepaald op acht maanden en loopt dien
tengevolge af op 19 maart 1964. Voor Uw vergadering van september 1963 hebben
wij de lijst voor U ter inzage gelegd en voorgesteld deze zaak voor pre
advies in handen van ons college te stellen (bijlagen 1963, no. 402).
Als bijlage bij dit preadvies doen wij U thans toekomen een lijst van alle
onroerende goederen die door de minister op de ontwerp-monumentenlijst zijn
geplaatst. Daarbij is door ons aangegeven welke onroerende goederen naar ons
inzicht niet op de monumentenlijst gehandhaafd dienen te worden.
De ontwerp-monumentenlijst vermeldt circa 470 onroerende goederen. Ons
advies tot afvoering betreft 274 onroerende goederen. Ter toelichting van
dit advies het volgende.
De monumentenwet zegt in artikel 8, lid 1"De monumentenraad ontwerpt voor
elke gemeente, waarin zich onroerende goederen bevinden, welke naar zijn
oordeel voor bescherming in aanmerking komen, een lijst van deze monumenten".
Voorlopig met ingang van de kennisgeving van de voorgenomen plaatsing op de
monumentenlijst aan de eigenaren en definitief na inschrijving van een monu
ment in het ingevolge de monumentenwet vastgestelde register, geldt, dat het
verboden is het betreffende monument "te beschadigen of te vernielen en zon
der vergunning van de minister: a) het betreffende monument af te breken, te
verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; b) het te herstellen,te gebruiken
of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar
gebracht", (artikel 14).
^en bepaling over de verplichting tot onderhoud en instandhouding door de
eigenaar van een monument is in de wet niet opgenomen.
Naast de procedure ingevolge artikel 8 kent de monumentenwet middels artikel
20 aan de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen en de minister
van volkshuisvesting en bouxmijverheid de bevoegdheid toe stads- en dorps
gezichten aan te wijzen, x/elke naar hxin oordeel voor bescherming in aanmer
king komen. Ingevolge een toegevoegd artikel 43a in de xroningwet treft de
gemeenteraad bij een door gedeputeerde staten - de monumentenraad gehoord -
goed te keuren uitbreidingsplan of komplan voorzieningen ter bescherming