volgno. 22 der agenda -2- van een in het betreffende register ingeschreven stads- of dorpsgezicht. Vergunningen met betrekking tot een woning of ander gebouw, behorend tot een beschermd stads- of dorpsgezicht, worden verleend door burgemeester en wethouders, die hiervan een afschrift zenden aan de monunentenraad (artikel 6, lid 7 van de woningwet). Indien bedoelde stedebouwkundige voorzieningen door de gemeenteraad nog niet zijn getroffen, heeft de minister van volkshuisvesting en bouwnijverheid de bevoegdheid binnen drie maanden te verklaren, of tegen het verlenen van een dergelijke vergunning door burge meester en wethouders al dan niet bezwaar bestaat (artikel 6a van de woning wet) De toepassing nu van artikel 8 der monumentenwet vereist een andere proce dure dan toepassing van artikel 20, doch ook de rechtsgevolgen zijn verschil lend, zoals uit bovenstaande beknopte weergave van de wettelijke regeling blijkt. Het is de gemeentelijke overheid aan wie de uitvoerende bevoegdheden met betrekking tot een beschermd stads- of dorpsgezicht zijn toevertrouwd. Daar komt bijdat de gronden voor toepassing van artikel 8 en van artikel 20 blijkens het systeem der wet van verschillende aard moeten zijn. Artikel 8 ziet op individuele monumenten die op grond van hun eigen kwaliteiten en na selectie op de lijst worden geplaatst. Voor complexen die niet zo zeer vanwege de waarde van elk der samenstellende eenheden als wel op grond van het homogene of karakteristieke beeld dat het geheel oplevert bescherming- verdienen, is de regeling volgens artikel 20 in de wet opgenomen. Ten aan zien van de stads- of dorpsgezichten zegt de memorie van toelichting: "Tot deze complexen zullen veelal, behalve één of meer oude gebouwen, waarvan het behoud als zodanig van algemeen belang is, een aantal gebouwen behoren, die, hoewel op zich zelf van geen of geringe monumentale waarde, zo goed passen in het geheel, dat verbreking van deze eenheid een aanzienlijke verarming- van het stads- of dorpsbeeld zou opleveren". Reeds na een oppervlakkige beoordeling van de ontwerp-monumentenlijst kan worden vastgesteld, dat bij de keuze van tal van panden niet zo zeer de eigen waarde van zo'n pand, als wel de samenhang met de directe omgeving, de harmonie van het straatbeeld of de stijl van een plein als geheel als norm voor opname in de lijst moeten zijn gehanteerd, wij zijn met andere woorden van mening dat in feite normen die kunnen gelden voor de aanwijzing van stads- of dorps gezichten (artikel 20) zijn aangewend om panden te brengen onder de werking- van artikel 8. In de toelichting bij het origineel van de lijst (die ter visie is gelegd) word.t dan ook gewezen op het monumentale straatbeeld in vrij homogene samenhang van de Grote harkt, de Catharinastraat, de Veemarktstraat, de St.Janstraatde Ridderstraat, de Havermarkt en de Haven. Ook de Hieuxre Huizen wordt aangemerkt als "een geheel van waarde"voorts wordt met betrek king tot de marktpleinen van Princenhage en Ginneken gesproken van "karakte ristieke complexen". 'Jij hebben het om bovenaangegeven redenen wenselijk geoordeeld door een bij zondere commissie de op de ontwerp-lijst geplaatste panden zo veel mogelijk op hun eigen individuele waarde te beoordelen. Hierdoor zijn wij gekomen tot het advies de minister in overweging te geven een groot aantal panden af te voeren (op de lijst hierachter aangeduid met een c). Daarnaast betreft ons advies een aantal panden waarvan de afvoering op andere, nader aangeduide motieven, ware voor te stellen. men advies tot afvoering van een aanzienlijk aantal panden van de ontwerp- monumentenlijst hoeft in genen dele zijn oorsprong te vinden in een tekort

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 309