gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. Bijlage nr. 173 25 maart 1964 A2/4952 Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van de grens van de bebouwde kom der gemeente voor de toepassing van de boswet. In verband met het bepaalde in artikel 15e lid, van de onlangs gewijzigde boswet heeft Uw raad in zijn vergadering van 4 december 1963 conform ons voorstel besloten voor de toepassing van voormelde wet als grens van de bebouwde kom der gemeente vast te stellen de gemeentegrens met dien ver stande, dat de binnen laatstbedoelde grens gelegen eigendommen van het <s. staatsbosbeheer geacht worden daarbuiten te vallen. Wij hebben Uw raad destijds voorgesteld in die zin te besluiten, omdat wij het van belang achtten, dat het gemeentebestuur met betrekking tot het vellen van houtopstanden baas is op eigen territoir. Ingevolge de boswet zijn de bevoegdheden van de gemeente binnen de bebouwde kom n.l. groter dan daar buiten. De bevoegdheden van de gemeente zijn binnen de bebouwde kom in principe onbeperktbuiten de bebouwde kom betreffen zij slechts de alleen staande bomen, de kleine bosjes, die in de boswet nader zijn omschreven, en houtopstanden, die niet behoren tot een bij het bosschap geregistreerde bosbouwonderneming.' Ten aanzien van andere buiten de bebouwde kom aanwezige houtopstanden is te dezer zake alleen het rijk bevoegd. De gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant hebben ons echter bij brief d.d. 19 februari 1964 G.nr. 77.344, Ie afdeling, laten weten, dat zij Uw voormeld raadsbesluit niet kunnen goedkeuren. In die brief merken zij op, dat Uw raad voor de toepassing van de boswet een grens van de bebouwde kom moet aanwijzen, die ongeveer overeenkomt met de begren zing van de feitelijke bebouwing. Gedeputeerde staten verzoeken ons daarom te bevorderen, dat een nieuw raadsbesluit wordt genomen, waarin met het voorgaande rekening wordt gehouden. In verband hiermede adviseren wij Uw raad alsnog te besluiten voor de toe passing van de boswet als grens van de bebouwde kom der geire ente vast te stellen die, welke tot de in de aanhef van dit voorstel bedoelde wijziging van de boswet gold, t.w. de grens van de bebouwde kom der gemeente ingevolge de artikelen 27 der wegenwet en artikel 8 der wegenverkeerswet, zoals die grens laatstelijk werd vastgesteld door gedeputeerde staten van Noord-Bra bant bij hun besluit d.d. 6 februari 1963 (provinciaal blad van Noord-Bra bant van 8 maart 1963 nr. 6) of zoals die grens nadien door dat college zal worden gewijzigd. Deze bebouwde komgrens komt n.l. ongeveer overeen met de begrenzing van de feitelijke bebouwing. Een eventueel afwijkend advies van de commissie voor de strafverordeningen zal U nog nader worden medegedeeld. Burgemeester en wethouders van Breda, Geuljans burgemeester. Van Uoensel secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 391