gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 178
27 maart 1964
P/5634
Pre-advies van burgemeester en wethouders naar
aanleiding van een schrijven van gedeputeerde
staten van Noord-Brabant inzake de bezoldiging
van de wethouders.
Gedeputeerde staten van Noord-Brabant hebben een schrijven d.d. 11 maart
1964 aan ons college gezonden, waarin wordt medegedeeld, dat zij zich
gelet op de beweging van de lonen en in het bijzonder van de salarisverhogingen
voor het overheidspersoneel nader hebben beraden omtrent de bezoldiging van
de wethouders per 1 januari 1964.
Gedeputeerde staten zijn van oordeel, dat er voor een verhoging van de bezol
diging reden is, althans in die gemeenten waar de omvang van de functie dit
rechtvaardigt. Bij de herziening hebben zij zoveel mogelijk rekening gehou
den met plaatselijke omstandigheden en onderlinge verschillen tussen de ge
meenten. In afwijking van het tot nu toe gevolgde systeem van indeling in
klassen (naar inwonertal) hebben gedeputeerde staten thans de gemeenten met
méér dan 30,000 inwoners afzonderlijk genoemd. Yolgens een ontiferp-besluit
zal de bezoldiging van de wethouders van deze gemeente op 1 januari 1964
22.600,- per jaar bedragen.
Krachtens artikel 100 van de gemeentewet genieten de wethouders een jaar
wedde die door gedeputeerde staten, nadat de raad is gehoord, wordt vastge
steld, onder goedkeuring van de Kroon.
Er is naar ons oordeel geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Wij geven U in overweging bovenvermelde brief voor kennisgeving aan te nemen.
Burgemeester en wethouders van Breda,
Geuljans burgemeester.
Van 7'oensel secretaris.
Bigt ter visie in de raadzaal.