uitbreidingsplan een gedeelte (45/j) van het perceel G. no. 190 voor "boomkwekerij" is bestemd. Toen hij bij gelegenheid van het passeren van de notariële akte van deze voorgenomen bestemmingswijziging op de hoogte werd gebracht, weigerde hij aanvankelijk de akte te ondertekenen. Hij is hier evenwel toe overgegaan nadat hem medegedeeld was, dat hij tot nakoming der over eenkomst kon worden gedwongen. Reclamant stelt zich op het standpunt, dat deze verandering van bestemming niet in het algemeen belang is, immers ten behoeve van de aangrenzende boomkwekerij van de firma Leys geschiedt. Hij zou volgens zijn schrijven overigens geen bezwaarschrift hebben inge diend, indien het alleen ging om het gedeelte van perceel G. no. 190, dat in het herzieningsplan een agrarische bestemming heeft gekregen. Dit gedeelte is op zich immers bezwaarlijk te exploiteren, omdat zich daarop geen opstallen bevinden, noch agrarische bebouwing mag worden opgericht. Zou dit laatste mogelijk zijn, dan zou de oppervlakte cultuur grond toch wel te klein worden. Reclamant heeft echter de stellige indruk, dat ook aan het gedeelte van dit perceel waarop het thans door hem bewoonde pand staat, binnen afzien bare tijd eveneens een agrarische bestemming zal worden gegeven, zodat hij per slot van rekening het gehele huisperceel niet aan de gemeente had behoeven af te staan en daarom ook terug wil kopen. Naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift merken wij het volgende op. Reclamant kan ten aanzien van het onderhavige herzieningsplan niet als belanghebbende in de zin der woningwet worden beschouwd, aangezien hij geen rechten kan doen gelden op het onderhavige perceel of andere in de herziening begrepen gronden. Als onderdeel van de transactie mag hij nog slechts het op perceel G. no. 190 staande woonhuis tot 9 oktober 1964 gratis blijven bewonen. Derhalve dient hij in zijn bezwaren niet ontvankelijk te xvorden verklaard. Met betrekking tot de inhoud van zijn bezwaren kan het onderstaande nog worden overwogen. De bereidverklaring tot verkoop en uit de pachtgeving van de heer Snijders dateert van 1 juni 1963. Eerst een maand daarna is bij de onderhandelingen met de firma Leys over aankoop van de voor realisering van het uitbreidings plan benodigde gronden voor het eerst de gedachte opgekomen om, teneinde de aan deze firma toe te brengen schade en de aan haar uit te keren ver goeding zo veel mogelijk te beperken, een gedeelte van het perceel G. no. 190 van reclamant tot boomkwekerij te bestemmen ter afronding van het be drijf van de firma Leys. Van misleiding van de heer Snijders van de zijde van de gemeente ten tijde van de ondertekening van de bereidverklaring is geen sprake. Reclamant is verder volledig schadeloos gesteld. De schade loosstelling zou beduidend lager geweest zijn, indien het perceel G. no.190 buiten de transactie zou zijn gehouden. De mening van reclamant dat ook het resterende gedeelte van zijn voormalig huisperceel een agrarische be stemming zal verkrijgen mist elke grond, Ware het anders geweest dan zou het voorliggende herzieningsplan hierin hebben voorzien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 426