*nfe Bred
a
bij bijlage nr. 237
De raad der gemeente wreda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders der gemeente Breda
dd. 6 mei 1964, bijlagen 1964, no. 237 5
gehoord de afdeling voor openbare werken;
gelet op artikel 170 der gemeentewet;
besluit;
met het rijk aan te gaan de navolgende overeenkomst betreffende de aanleg
van de noordelijke invalsweg naar Breda:
Artikel 1
De gemeente verbindt zich binnen 4 jaren na dagtekening van deze overeen
komst een weg aan te leggen welke in Prinsenbeek ter hoogte van km 43 van
de rijksweg nr 16 van het Rijkswegenplan 1958 aftakt en welke in Breda tus
sen de Schorsmolenstraat en de Gasthuisstraat op de Nijverheidssingel aan
sluit, met dien verstande dat het viaduct over de spoorlijn Breda - Lage
Zwaluwe en het gedeelte van de invalsweg bewesten deze spoorlijn door het
Rijk zullen worden uitgevoerd.
artikel 2
1. De weg verkrijgt twee gescheiden rijbanen van elk 7,25 m breedte. De weg
wordt met een ongelijkvloerse Icruising op beide rijbanen van de rijksweg
nr 16 aangesloten, kruist de spoorlijn Breda - Lage Zwaluwe tweemaal
ongelijkvloers, en wordt door middel van een brug over de Singelgracht
gevoerd. De weg verkrijgt, waar nodig, parallelwegen of vrijliggende
rijwielpaden.
2. De meest zuidelijke spoorkruising wordt uitgevoerd als een tunnel onder
de in het kader van het hoogspoorplan verlegde spoorbaan. In verband
hiermede is op de ingebruikstelling van het betrokken weggedeelte de in
artikel 1 genoemde termijn niet van toepassing. Totdat de vordering der
uitvoering van het hoogspoorplan de ingebruikstelling van de tunnel
mogelijk maakt, zal een tenminste 7 m brede wegverbinding worden gehand
haafd over de beveiligde spoorwegovergang in de Leegstraat.
Artikel 3
1. De weg verkrijgt tot het punt, waar de spoorlijn Breda - Roosendaal wordt
gekruist geen andere aansluitingen dan ten behoeve van de openbare weg,
op circa 1100 m ten oosten van de rijksweg nr 16, de noordelijke oost
west weg op circa 1700 m ten oosten van die rijksweg en de plaatselijk
te verleggen Lmerweg, op circa 2400 m ten oosten van die rijksweg.
2. Andere aansluitingen op, uitwegen naar of overwegen over de hoofdrij
banen zullen, nu of in de toekomst, niet worden toegestaan, met dien
verstande dat voor de oprichting en/of uitoefening van op het doorgaand
verkeer gerichte bedrijven langs de rijbanen van de weg door de minister
van verkeer en waterstaat ontheffing van het vorenbepaalde kan worden
verleend. Ook voor het stichten en de uitoefening van dergelijke bedrij
ven langs de parallelwegen is een goedkeuring van de minister vereist.