gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 260
6 mei 1964
OSS/8253 Voorstel van burgemeester en wethouders tot
het instellen van een Raad voor de Beroepskunst.
Op ons voorstel van 13 augustus 1963, bijlage no. 343, heeft Uw raad be
sloten het gebouw Concordia met ingang van 1 mei 1964 in beheer te nemen als
gemeentelijke schouwburg. In ons desbetreffend voorstel hebben wij toegezegd
U, na overleg met de thans bestaande coördinatiecommissie, nadere voorstel
len te doen inzake de taak en samenstelling van een raad van advies.
Thans leggen wij U het reglement van een dergelijk college voor.
Na overleg met de betrokkenen hebben wij gekozen voor een college van advies
voor burgemeester en wethouders zowel voor het beleid op het gebied van de
stadsschouwburg als van het cultureel centrum De Beyerd. In de betrekkelijk
korte tijd dat in Breda de stadsschouwburg met een eigen directeur functio
neert is gebleken, dat er in belangrijke mate behoefte is aan samenwerking
tussen deze beide kunstinstellingen. Een raad van advies voor de schouwburg
en de commissie van advies voor de exploitatie van het cultureel centrum
De Beyerd zouden dan ook een zeer verwante taak hebben en gedeeltelijke
zelfs op gemeenschappelijke terreinen komen te opereren. Hierbij ware zowel aan
de publiciteit en de publielc-benadering (kaartverkoopsystemen) als aan het
programmabeleid te denken. Een adviescollege voor het gehele terrein waarop
beide kunstinstellingen zich bewegen is bijgevolg een uit de praktijk ge
boren behoefte en schept de beste mogelijkheden voor een harmonieus en
soepel beleid op dit terrein.
Wij stellen U derhalve voor te besluiten tot het instellen van de raad voor
de beroepskunst als nader geregeld in het op dit voorstel betrekking heb
bend besluit. De commissie van advies voor de exploitatie van het cultu
reel centrum De Beyerd kan zich met de betreffende plannen verenigen en
de leden hebben hun mandaat ter beschikking gesteld. Het zelfde geldt voor
de coördinatiecommissie schouwburgactiviteiten.
Beide commissies zijn daarmee ontbonden. Ons college heeft voor de vrucht
bare werkzaamheid van beide commissies en voor de positieve houding, die
de leden ten opzichte van de nieuwe ontwikkeling hebben ingenomen, grote
waardering.
Indien U met onze tot hier toe besproken voorstellen kunt instemmen mogen
wij U thans een voordracht doen ter bezetting van de zetels van de raad
voor de beroepskunst.
a. De wethouder van onderwijs en culturele zaken.
b. De directeuren van de stadsschouwburg en het cultureel centrum De
Beyerd.
De leden sub a. en b. hebben krachtens het U voorgelegde reglement