gemeente Breda
I bij bijlage nr. 260
Toelichting bij het Reglement voor de Raad voor
de Beroepskunst.
Artikel 1
Het gaat hier om een college van advies in zaken betreffende de schouwburg
en de Beyerd. Deze omschrijving zelf levert geen fraaie naam op. Vandaar
de voorgestelde naam, die bovendien nog een uitbreiding van de taakstelling
toelaat (concertzaal).
Artikel 2
De combinatie van college van advies voor de Beyerd en college van advies
voor de schouwburg lijkt gewenst, omdat men anders te doen zou krijgen
met twee naast elkaar werkende colleges, die een taak hebben op gebieden
die sterk verwant zijn en deels zelfs elkaar overlappen. Juist ook omdat
de directeuren van de schouwburg en de Beyerd het er over eens zijn, dat
zo veel mogelijk gecoördineerd en samengewerkt moet worden, is er behoefte
aan een gecombineerde raad.
Het betrekken van de burgerij bij het schouwburg en Beyerd-beleid heeft ver
schillende voordelen.
De stem uit de burgerij kan zich hoorbaar maken bij de directies. Voor de
directeuren kan de kunstraad een overlegmilieu en toetsingsmogelijkheid
betekenen. Hij zal tevens - mits goed samengesteld - deskundigheid op
verschillende gebieden ten dienste kunnen brengen van het programmabeleid.Voorts
kan de kunstraad het college van burgemeester en wethouders enigszins
ontlasten van te veelvuldige bemoeiingen met de programmakeuze e.d..
Artikel 5
Kaartverkoop en publiciteit worden genoemd, omdat deze, na het programma,
als belangrijke elementen van het beleid beschouwd worden. Het financieel
beheer is niet genoemd dit zal rechtstreeks tussen de directies en burge
meester en wethouders (de secretarie) spelen. In de praktijk zal de kosten
factor, met name ten aanzien van de in artikel 3 genoemde onderwerpen,
echter allicht bij de overwegingen betrokken worden. Hiertegen bestaat geen
bezwaar
Artikel 4
De samenstelling is berekend op de boven bedoelde combinatie enerzijds (die
om een brede samenstelling vraagt) en op de wenselijkheid om anderzijds over
een (wat men zou kunnen noemen) spoedraad te beschikken, die telkens als
een directeur concrete beslissingen inzake het programma e.d. heeft te
nemen op korte termijn samengeroepen kan worden. Deze kleine raad zal dus
onregelmatig en snel moeten kunnen werken en kan daarom niet groot zijn.
Vandaar de regeling van lid 4. De bedoeling is overigens, dat de belang
rijker zaken zo veel mogelijk in de plenaire kunstraad worden behandeld.