bij bijlage nr. 260 -2- 2.Het lid sub a is voorzitter. 3. De kunstraad wijst een plaatsvervangend voorzitter aan uit de leden sub c. 4. Voor de behandeling van spoedeisende zaken worden door de kunstraad uit zijn midden vier leden aangewezen, buiten de directeuren. De voor zitter bepaalt, wanneer sprake is van een spoedeisende zaak. Alsdan vertegenwoordigen de voor deze gevallen aangewezen leden samen met de directeur, die de spoedeisende zaak aangaat, de volledige kunstraad. Artikel 3 1De wethouder van onderwijs en culturele zaken en de directeuren hebben qualitate qua zitting. 2. De secretaris wordt benoemd door burgemeester en wethouders. 3. De overige leden iforden op voordracht van burgemeester en wethouders benoemd door de gemeenteraad voor vier jaren met dien verstande, dat de leden, die zitting hebben als gemeenteraadslid, worden benoemd voor de periode, samenvallende met de zittingsperiode van de gemeenteraad. 4. Op de eerste januari van elk jaar treedt een van de leden, bedoeld in artikel 4, lid 1sub d, e en f af volgens een door de kunstraad op te maken rooster. 5. De leden die zitting hebben in de in artikel 4 lid 1sub a, b en c bedoelde kwaliteiten en de betreffende kwaliteit verliezen, verliezen daardoor tevens de betreffende kwaliteitszetel in de kunstraad. 6. Een lid, dat ter vervulling van een buiten de bij rooster bepaalde tijd opengevallen plaats tot lid van de kunstraad is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden. 7. De aftredenden zijn terstond herbenoembaar. Artikel 6 1De kunstraad vergadert zo vaak de voorzitter of tenminste drie leden de wens hiertoe kenbaar maken en zo vaak een der directeuren dit aan de voorzitter verzoekt. Artikel 7 De directeuren brengen beleidsaangelegenheden op de in artikel 3 bedoelde gebieden zoveel mogelijk tijdig ter bespreking in de kunstraad. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 mei 1964. voorzitter. secretaris

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 628