-2- "d) Benoeming van directeur en leraren geschiedt door het stichtings- bestuur, met dien verstande, dat benoeming van de directeur bovendien 11 de bekrachtiging behoeft van de gemeenteraad. "e) Wanneer een minderheid van het bestuur zich met het beleid van het bestuur niet kan verenigen in zodanige mate, dat deze minderheid de collectieve bestuursverantwoordelijkheid niet langer kan dragen, heeft die minderheid het recht zich te wenden tot de Deken van de Landelijke Orde van Advocaten, d_ie, na het gehele bestuur te-hebben gehoord, het beleidsgeschil formuleert en een aan het concrete geval adequate commissie van 3 leden benoemt, welke commissie alsdan in de plaats van het bestuur een voor het bestuur bindend besluit in concreto vaststelt. "Ik moge hieraan nog toevoegen, dat ik het vanzelfsprekend geraden acht, "dat de door de gemeenteraad aan te wijzen leden niet uit zijn midden "worden benoemd. Ik heb hiervan in mijn voorstel geen punt. gemaakt, omdat "de gemeenteraad uit beleid.soogpunt toch wel de voorkeur zal geven aan "benoeming van derden". De verwijzing van de minister naar het voorstel van Mr. Jacobs is voor ons reden geweest het compromis-voorstel van de heer Jacobs opnieuw te overwegen. Na ampel beraad menen wij Uw raad niet te kunnen voor stellen het voorstel Jacobs over te nemen, Wij menen namelijk dat dit voorstel onvoldoende rekening houdt met de huidige betekenis van muziek onderwijs in de situatie van Breda en tevens de rechtspositie van de leerkrachten onvoldoende veilig stelt. De verdere motivering waarom wij menen niet opnieuw in onderhancëLing te moeten treden, is neergelegd in onze nota van 5 februari 1964 (bijlagen no. 81 In deze nota hebben wij gesteld dat Uw raad en ons college na het besluit van 14 november 1962 alles in het werk hebben gesteld wat redelijkerwijze kan worden vervracht om met het bestuur tot een vergelijk te komen, hetgeen blijkens de notulen van de raadsvergadering van 12 februari 1964 volledig door de raad werd onderschreven. In het bijzonder mogen wij wijzen op hetgeen op pag. 10 en 11 van genoemde nota onder het hoofdstuk "bestuurlijk handelen" te vermeld. Het raadsbesluit van 14 november 1962 houdt in: a) beëindiging van de subsidiëring aan de stichting Bredase Muziek- en Balletschool b) opzegging van de huur van het pand ï'atimastraat 190; c) het onthouden van verdere medewerking aan het bestuur van de stichting bij de bouw van een nieuwe muziekschool; d) oprichting van een gemeentelijke school. ad a) Het subsidie aan de stichting is krachtens Uw besluiten van 14 november 1962 en 21 augustus 1963 per 1 januari 1964 beëindigd (bijlagen 1962 no. 503 en bijlagen 1963 no. 367). Voor de periode 1 januari 1964 - 1 sep tember 1964 is bij Uw besluit van 12 februari 1964 (bijlagen no. 83) een eenmalig subsidie toegekend om het schooljaar 1963/1964 voortgang te kunnen doen vinden. ad b) Na Uw besluit van 14 november 1962 hebben wij dd. 11 januari 1963 de huur van het pand Fatimastraat 190 (voorheen Valkenierslaan 9) opgezegd. In ver band met het feit dat de stichting in de gelegenheid "wordt gesteld de school gedurende het schooljaar 1963/1964 met financiële medewerking van de gemeente voort te zetten, is de huuropzegging niet geëffectueerd. Wij zullen thans

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 701