-3-
welke commissie alsdan in de plaats van het bestuur een voor het
bestuur bindend besluit in concreto vaststelt.
Ik moge hieraan nog toevoegen, dat ik het vanzelfsprekend geraden acht,
dat de door de Gemeenteraad aan te wijzen leden niet uit zijn midden
worden benoemd. Ik heb hiervan in mijn voorstel geen punt gemaakt,
omdat de Gemeenteraad uit beleidsoogpunt toch wel de voorkeur zal geven
aan benoeming van derden.
Een exemplaar van deze nota zend ik aan het College van Burgemeester
en 'iethouders; het Stichtingsbestuur; de Voorzitter van de Katholieke
Fractie en aan Dr.Albering, met wie ik over deze kwestie telefonisch
contact had.
Breda, 6 Februari 1964.
F«3. Ier completering merk ik nog op, dat door mij de stelling, dat
de subsidiërende instantie geen ander recht toekomt dan het recht
van. financiële controle op de besteding, niet wordt gedeeld.
Ik acht deze stelling te simplistisch.
Uanneer men wil spreken van een subsidierecht, dan kan dit niet
meer inhouden dan een recht op hulp van de Overheid, welke deze
krachtens haar taal: op Orondslag van de verdelende rechtvaardig
heid dient te verstrekken, hetgeen met zich medebrengt, dat de
Overheid in staat moet worden gesteld te beoordelen, welke plaats
en welke ruimte de zaal;, waarvoor subsidie gevraagd wordt, mag
en moet innemen in haar subsidiebudget.