Van importantie lijkt mij, dat mijn voorstel zelfs voldoet aan het standpunt van B. 7. "dat de overheid rechtstreeks invloed moet kunnen uitoefenen op de samenstelling van het bestuur en het te voeren beleid", welk standpunt - zoals hierboven uiteengezet - in zijn algemeenheid naar het oordeel van Uw Raad te ruim is geformu leerd. Slechts dan zou mijn voorstel niet in overeenstemming met het stand punt van 3. 7. zijn, indien "het rechtstreeks uitoefenen van in vloed" zo moet worden begrepen, dat aan de overheid met uitsluiting van anderen het recht toekomt het gehele bestuur zelf te benoemen, hetgeen het geval is bij de figuur van de gemeentelijke Stichting, welke door B. 7. tijdens de onderhandelingen werd nagestreefd. Mogelijk vindt deze visie ven B. Tr. steun in het aan B. C: ~\J. uitgebrachte advies van Prof. Simons, welke inhoud ik tot mijn spijt niet kan produceren, daar B. 7. kennisneming daarvan door mij - overigens op begrijpelijke en volkomen te billijken gronden - niet kon toestaan. Ik houd mij ervan overtuigd, dat bij reconstructie van het bestuur der Stichting, zoals in mijn voorstel voorzien, de juiste sfeer ven samenwerking wordt bereikt als bedoeld in stelling 4 van mijn voorstel. Op bovenvermelde gronden moge ik Uw Raad verzoeken mijn voorstel nauw keurig te wegen, zonodig in concreto te toetsen aan het advies van Prof. Simons en bij Uw beoordeling in ruime mate te Trillen be trekken de wens van het bestuur van de Vereniging ven leraren en de directie der school zoals hierboven werd weergegeven. Bijl.1 I-let verschuldigde hoogachting, Uw dv. w.g. J.il. Jacobs.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 709