gemeente Breda Bij bijlage no. 319 Algemene voorwaarden behorend bij de regeling- voor het verstrekken van hypothecaire leningen aan ambtenaren (hypotheekregeling ambtenaren 1964). Artikel 1 1. Indien overeenkomstig artikel 1, lid 2 der hypotheekregeling ambtenaren 1964 bouwkrediet wordt verstrekt wordt het bedrag der hypothecaire lening door de geldnemer geheel of voor het door burgemeester en wethouders vast te stellen gedeelte, onmiddellijk tegen vergoeding van rente gedeponeerd bij de gemeentelijke hypotheekbank, hierna te noemen "bank" tegen verplichting harerzijds om het gedeponeerde bedrag in gedeelten, naargelang de bouw vordert, te restitueren. Tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen wordt de hierbedoelde rentevergoeding berekend naar de rentevoet, welke voor de geldlening zelve is vastgesteld. 2. Ter verkrijging van een gedeelte van het depót, bedoeld in het vorige lid, moet de geldnemer aan de bank voor elke restitutie overleggen een verklaring van een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige, waaruit blijkt, dat het in verband met gedeeltelijke voltooiing van de bouw opgevraagde deel der gedeponeerde som niet meer bedraagt dan blij kens het bestek kan worden opgevraagd. 3. Restituties uit het depót zullen niet eerder plaats hebben dan nadat de middelen, die de geldnemer uit eigen kapitaal voor de bouw zijner woning moet aanwenden geheel zijn verbruikt, 4. De uitbetaling van het laatste gedeelte van het depót zal geschieden zodra uit een verklaring, opgemaakt op de wijze, als in het tweede lid is aan gegeven, is gebleken, dat de bouw overeenkomstig het goedgekeurde bouw plan is voltooid en indien het een gepremieerde bouw betreft aan de be palingen der toepasselijk zijnde rijkssubsidieregeling is voldaan. 5. Voor zover het gedeponeerde bedrag niet met inachtneming van de in de voorgaande leden van dit artikel gestelde voorwaarden op een door burge meester en wethouders te bepalen datum zal zijn opgevraagd, zal het op de hypothecaire schuld worden afgeschreven; gelijke afschrijving zal geschieden, indien vóór of na die datum de hypothecaire schuld mocht af gelost of opvorderbaar worden. Artikel 2 De eerste betaling voor rente en aflossing is verschuldigd met ingang van de maand volgende op die waarin de lening of het laatste gedeelte der lening is opgenomen. Voor de periode voorafgaande aan de maand waarin de eerste betaling voor rente en aflossing moet worden voldaan is alleen rente verschuldigd die tegelijk met de betaling van het eerste maandbedrag wordt voldaan. Voor de berekening van de rente wordt de maand op 30- en het jaar op 360 dagen gesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 776