l
gemeente Breda
1
Bij bijaleg nr. 495
De raad der gemeente Breda;
gezien de aanvragen van de besturen van de op bijgaande staat vermeide
bijzondere scholen voor g.l.o., v.g.l.o. en u.l.o. te Breda, houdende
verzoek om toekenning van een gemeentelijke vergoeding, als bedoeld in
artikel 101 van de lager-onderwijswet 1920, over het jaar 1964;
overwegende, dat voor het jaar 1964°
a. het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 55 bis, lid 1 van die
wet voor het g.l.o. is vastgesteld op 62,-,
b. het bedrag per leerling bedoeld in artikel 101, sub 5 van die wet,
voor het v.g.l.o, is vastgesteld op 100,- en voor het u.l.o. op
96,-;
c. het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 101, sub 3 van die wet,
voor het g.l.o. is vastgesteld op 59,04 en voor het u.l.o. op
93,-5
dat het gemiddeld aantal leerlingen krachtens artikel 28 van de lager-
onderwi jswet 1920 over het jaar 1964 moet worden bepaald op het aantal
als achter elke school in kolom 3 van de staat vermeld;
gelet op artikel 103, lid 3 van de lager-onderwijswet 1920;
besluit
1. het bedrag van de vergoeding over 1964 vast te stellen op de bedra
gen vermeld in kolom 4 van bijgaande staat;
2. te bepalen dat het bedrag van de te weinig genoten vergoeding,
(kolom 6), alsnog aan de desbetreffende schoolbesturen zal worden
uitgekeerd en dat het bedrag van de teveel genoten vergoeding,
(kolom 7), door de betrokken schoolbesturen in de gemeentekas moet
worden teruggestort.
Aldus vastgesteld in zijn openbare ver
gadering van 17 november 1965,
voorzitter
secretaris