Breda
Bij bijlage nr. 500
Toelichting behorende bij het pre-advies van
burgemeester en wethouders tot wijziging van
de "verordening regelende de toekenning van
gemeentelijke toelagen ten behoeve van het
onderwijzend personeel der bijzondere scho
len voor buitengewoon lager onderwijs in de
gemeente Breda".
De salariëring van het personeel, werkzaam bij het buitengewoon lager
onderwijs, welke onder het beheer van het rijk valt, heeft een tweetal
componenten, nl. de b.l.o.—marge en de diploma-toelage, die in beheer
zijn geweest bij de gemeente en die, zoals hierna genoemd, in een twee
tal fasen door het rijk zijn overgenomen.
IB.L.O.-marge
Ingevolge de bepalingen van hoofdstuk V van het bezoldigingsbesluit
burgerlijke rijksambtenaren 1948, zoals die tot 1 januari 1957 luid
den, waren de gemeente- en schoolbesturen bevoegd het bedrag van de
zgn. rijks-b.l.o.-marge buiten bezwaar van 's-rijks kas te verhogen.
Bij k.b. van 15 juli 1957 (stbl. 248) heeft het rijk de gehele be
zoldigingsregeling van het bij het b.l.o.werkzame personeel tot zich
getrokken, zodat het op of na 21 juli 1957 bij het b.l.o. in dienst
getreden personeel geen aanspraak meer kon maken op de gemeentelijke
marge
Bij raadsbesluit van 4 februari 1959 werd de regeling gemeentelijke
b.l.o.marge ingetrokken en vervangen door een verordening, welke het
verschil tussen rijks- en vroegere gemeentelijke b.l.o.-marge op
zou vangen. Deze verordening had een aflopend karakter, want zij gold
voor leerkrachten, die op 31 december 1956 recht hadden op de ge
meentelijke b.l.o.-marge of waarop diegenen, die na 31 december
1956 doch vóór 21 juli 1957 in de gemeente in dienst getreden waren,
op 31 december 1956 recht zouden hebben gehad, indien zij op die
datum in dienst van het buitengewoon lager onderwijs in deze gemeente
zouden zijn geweest (artikel 1 van het raadsbesluit 4-2-1959).
Bij de salarisverhoging voor onderwijzers is per 1 april 1960 het
bedrag van de rijksmarge voor de onderwijzers bij het b.l.o. geko
men boven het totaal van rijks- en gemeentelijke marge, zoals dat
gold op 31 december 1956, zodat bovengenoemd artikel van het
raadsbesluit van 4 februari 1956 is komen te vervallen.
17. Pi pioma-1 oe1age
De wijziging van het B.B.R.A. 1948 (k.b. 15 juli 1957) had uitslui
tend betrekking op de b.l.o-marge en niet op de bevoegdheid van de