gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. Rubriekingekomen stukken Bijlage nr. 159 16 maart 1965 IZ/23971 Antwoorden op door raadsleden gestelde vragen. VRAAG De heer Span.ier deelt mede in twee plaatselijke kranten een berichtje te hebben aangetroffen, dat blijkbaar van de politie afkomstig is en waarin wordt gevraagd de medewerking van de ouders om de behoefte van afsteken van vuurwerken door hun kinderen zo veel mogelijk te remmen en daarbij werd in de berichten gewezen, de tekst is niet precies helemaal hetzelfde, op een aantal ongevallen die in de laatste dagen blijkbaar in Breda in het algemeen hebben plaatsgevonden en die voor een groot aantal zijn terug te voeren tot baldadigheid. Hij zou willen vragen of het mogelijk is om verdergaande maatregelen te nemen om tot een algeheel verbod voor vuurwerkverkoop te kunnen komen. ANTWOORD De bestaande voorschriften ter zake van vuurwerk laten niet toe een al geheel verbod tot het verkopen van vuurwerk uit te vaardigen. Het is n.l. zo, dat een verbod vuurwerk te verkopen of ten verkoop voor handen te hebben alleen geldt, als het vervoer van het vuurwerk (naar de handelaar) op grond van het bepaalde in artikel 11a van het reglement op het vervoer van ontplofbare stoffen verboden is. Dit laatste is o.a. het geval, als het vuurwerk niet voorkomt op de door de minister van binnenlandse zaken vastgestelde lijst van vuurwerken. Op die lijst zijn o.a. vermeld voetzoekers (rotjes), zevenklappers, spuitend, fluitend of verlichtend vuurwerk, waarvan de huls na ontsteking in tact blijft, zoals pijlen, Romeinse kaarsen, Bengaals vuurwerk zonder ontstekingsdop, klap pert jes, knalkurken e.d. In vele gevallen kan de politie echter op grond van artikel 424 van het Wetboek van Strafrecht tegen het op baldadige, voor de omgeving gevaarlijke wijze afsteken van vuurwerk door de jeugd en anderen optreden. In dit artikel wordt met straf bedreigd degene, die op de openbare weg of op enige voor het publiek toegankelijke plaats tegen personen of goederen baldadigheid pleegt, waardoor gevaar of na deel kan worden teweeggebracht. VRAAG De heer Vis wenst iets te zeggen over de wijze van drukken en het for maat van de notulen van de raadsvergaderingen. Hij zou het echter prettig vinden indien de heer v.d.Werff eerst het woord zou worden gegeven om dat deze reeds bij het begin van de vergadering hierover were te te spre ken. Nadat de heer v.d.Werff te kennen heeft gegeven dat hij geen bezwaar heeft dat de heer Vis hierover het woord zal voeren vervolgt deze dat deze kwestie in zijn fractie is besproken en dat deze ernstig bezwaar heeft tegen de nieuwe vormgeving. Spreker is van oordeel dat de notulen iets van het werk van de raad naar buiten presenteren en hij meent dat dit tot op heden keurig geschiedde beter dan in de gestencilde vorm. Vervolgens spreekt hij als zijn mening uit dat bij het huidige formaat na inbinding een handzaam boekwerk werd verkregen, waaruit zo nodig het een of ander kan worden geciteerd. De notulen in hun nieuwe vorm zijn veel moeilijker te hanteren en nemen meer plaats in.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 279