Breda
bij bijlage nr. 212
Rubriek: personeel
De raad der gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 april 1965?
no. P/ 6410 gehoord de commissie van overleg,
besluit
de bezoldigingsregeling ambtenaren 1961 te wijzigen als volgt:
A. De bijlagen A en B worden vervangen door de bijgevoegde.
B. De bijlage A I (toelichting op de rangen) vervalt.
C. Het derde lid van artikel 2 wordt gelezen als volgt:
de maxima van de salarisschalen van bijlage A worden met ƒ4,-
verhoogd voor de ambtenaren, die voor 1 december 1959 zijn benoemd,
en voor de verplegers.
D. Artikel 7 wordt gelezen als volgt:
a. Aan de mannelijke ambtenaar, wiens rang en salarisschaal zijn ge
regeld in de bijlage A en die gehuwd of gehuwd is geweest en de
21-jarige leeftijd heeft bereikt, wordt een huwelijkstoelage toe
gekend van 52,- per maand, doch tot een bedrag gelijk aan dat
van de twee eerst volgende periodieke verhogingen volgens de voor
zijn rang geldende salarisschaal, indien dat bedrag hoger is dan
52,- per maand, met dien verstande, dat de som van het salaris
en de huwelijkstoelage niet mag stijgen boven het maximum van de
voor zijn rang geldende salarisschaal en dat door de toekenning
van de huwelijkstoelage de wedde niet meer mag bedragen dan 517,-
per maand.
2. Het bepaalde in het vorig lid is mede van toepassing op de vrouwe
lijke ambtenaar van tenminste 21 jaar, die gehuwd gex^eest is en
niet is hertrouwd.
3. De huwelijkstoelage gaat in op de eerste dag van de maand, waarin
de aanspraak is ontstaan.
4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing voor de ambte
naar die een betrekking bekleedt, welke naar het oordeel van
burgemeester en wethouders als een nevenbetrekking is te beschouwen,
tenzij de ambtenaar meer dan een van dergelijke betrekkingen be
kleedt, welke naar hun oordeel een volledige dagtaak opleveren.
In dat geval bestaat de aanspraak op de huwelijkstoelage tot ten
hoogste 52,- per maand in zijn betrekking, waarin het maximum
salaris het hoogst is, indien en voor zover de wedden uit de be
trekkingen gezamenlijk minder zijn dan 517,- per maand.
E. Artikel 9 wordt ingevoegd en luidt als volgt:
1 Ingeval de bezoldiging van een ambtenaar, die 24 jaar of ouder
is en werkzaam is in een betrekking met een volledige dagtaak,
minder bedraagt dan 478,90 per maand, wordt hem gerekend van
de eerste van de maand, waarin de aanspraak ontstaat, een toelage
toegekend ten bedrage van het verschil.
2. Van de bezoldiging worden voor de toepassing van dit artikel uit
gezonderd de toelagen, bedoeld in de artikelen 6 en 14.