gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Rubriek! diensten en bedrijven
Bijlage nr. 256
6 mei 1965
12/8115
Voorstel van burgemeester en wethouders met
betrekking tot de oprichting van een zelf
standige sociografische dienst.
Als gevolg van de benoeming van Drs. M.J.H. Naus tot directeur van de gemeen
telijke sociale dienst vaceert thans de functie van hoofd van de gemeentelijke
sociografische dienst.
Deze vacature alsmede de reeds eerder door Uw raad uitgeoefende aandrang zijn
voor ons college aanleiding geweest ons opnieuw te bezinnen op taak en plaats
van deze dienst.
Het is Uw raad bekend, dat deze dienst thans organisatorisch nog ressorteert
onder de afdeling stadsontwikkeling van de dienst van openbare werken. Deze
plaats is historisch geheel te verklaren. De eerste sociograaf in dienst van
de gemeente Breda werd n.l. aangetrokken voor en geplaatst op genoemde af
deling stadsontwikkeling omdat juist deze afdeling veel behoefte heeft aan,
en immers steeds moet werken met sociografische gegevens.
Dit neemt echter niet weg, dat de sociograaf - spoedig bijgestaan door een
aantal assistenten - allengs ook vele andere opdrachten kreeg uit te voeren,
zelfs voor buitengemeentenjke instanties.
De uitvoering van de opdrachten van derden - waaronder hierook begrepen zijn
de opdrachten van andere gemeentelijke instanties - vormt thans het grootste
deel van de door de sociografische dienst verrichte werkzaamheden. Met deze
diversiteit van opdrachtgevers en projecten is de organisatorische onderge
schiktheid aan een der gemeentelijke diensten niet lager te rijmen,
Wij menen daarom dat thans - nu zich hiervoor een geschikte aanleiding voor
doet - tot verzelfstandiging van de sociografische dienst dient te worden
overgegaan.
Een ontwerp van een verordening op de sociografische dienst voegen wij hierbij»
Ter toelichting op dit onderwerp diene het navolgende:
In verband met het frequente contact dat er ook tussen de nieuwe sociogra
fische dienst en de afdeling stadsontwikkeling van de dienst van openbare wer
ken zal blijven bestaan, achten wij een huisvesting in het gebouw van openbare
werken zeker voorshands, het meest voor de hand liggend.
Naar het ons voorkomt is het het meest passend dat de benoeming van de directeur
van de dienst door Uw raad geschiedt. Wij stellen U daarom voor te dien einde
Uw besluit van 12 juni 1957, gem. blad. nr. 1357, rubriek II-2, aan te vullen.
In verband met enige wenselijke wijzigingen van formele aard wordt echter een
ontwerp van het gehele besluit ter vaststelling aangeboden.