Uw raad heeft op 14 oktober 1962 op goede gronden besloten het subsidie aan de Stichting in te trekken en over te gaan tot oprichting van een gemeentelijke muziekschool. Dit besluit is in hoogste instantie ge sanctioneerd. Een consequentie van de intrekking van het subsidie is, dat de school van de Stichting niet, of niet op dezelfde voet kon worden voortgezet. Dit is normaal, aangezien het subsidie niet ten overvloede werd verstrekt. Het bestuur van de Stichting heeft gemeend na de feitelijke beëindiging van de subsidiëring per 1 september 1964 een poging te moeten doen de school te laten voortbestaan door de tarieven voor individuele lessen per 1 januari 1965 te verhogen tot ongeveer het dubbele van het oorspronkelijke tarief. Wanneer het bestuur thans vraagt om subsidie te mogen ontvangen teneinde de tarieven van de Stichting omlaag te kunnen brengen, of om de gemeentelijke tarieven aan te passen aan die van de Stichting, negeert het Uw besluit tot intrekking van het subsidie en oprichting van een gemeentelijke muziek school. Subsidiëring zou lijnrecht met bedoeld besluit in strijd zijn en verhoging van het gemeentelijk tarief op de wijze en in de mate als gevraagd zou de strekking van het besluit doorkruisen en in strijd komen met de belangen van de muzikale vorming van de Bredase jeugd. Het lesgeldtarief voor de Stedelijke Muziekschool ligt landelijk gezien op een normaal niveau en sluit zich met name aan bij de tarieven van Eindhoven, Rotterdam en Arnhem, zoals uit een ter visie gelegd overzicht kan blijken. De vergelijking die de Stichting trekt met de beroepskeuze-bureaus gaat niet op met betrekking tot de onderhavige kwestie, omdat de overheid het in dit geval op goede gronden nodig heeft geoordeeld de zorg voor het muziek onderwijs in eigen hand te nemen, en daarbij de particuliere stichting uit drukkelijk niet langer subsidiabel heeft verklaard. In feite is het gemeentebestuur er hierbij van meet af aan van uit gegaan dat er voor een particuliere school naast een gemeentelijke school geen plaats meer zou zijn. Wij zijn dit standpunt, zeker in zoverre het de financiering uit overheids middelen betreft, nog onverminderd toegedaan. Wij adviseren U op het verzoek afwijzend te beschikken. Burgemeester en wethouders van Breda,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 504