3. Vervolgens vraagt het college van regenten om het feitelijk onderzoek
tegen betaling van de kostprijs te laten verrichten door de gemeentelijke
geneeskundige en gezondheidsdienst.
bijlage nr. 352
-3-
Wij hebben hiertegen geen bezwaar omdat wij van mening zijn, dat het om
redenen van personeelsvoorziening, organisatorische verbanden, inbreng
van ervaring enz. alleen maar in het belang van de ontwikkeling van het
project kan zijn indien de aanpak er van van de aanvang af wordt toe
vertrouwd aan de daartoe meest geëigende instantie. Wij stellen Uw raad
daarom voor ook dit verzoek in te willigen.
Situatie van het "Oude Mannenhuis"
Krachtens artikel 88, 1e lid van de algemene bijstandswet moet Uw raad
vóór 1 januari 1967, na overleg met het college van regenten, beslissen
of een deel en zo ja welk deel van het vermogen van het "Oude Mannenhuis"
800.000,-) in verband met de overgang van de taak der bijstandsver
lening op burgemeester en wethouders, op de gemeente overgaat.
Wij hebben ons hierover ernstig beraden en hebben ons bij de bepaling van
een standpunt laten leiden door de volgende overvoegingen.
1. Het college van regenten stond reeds in 1955 voor ogen dat er, naast
de (inmiddels opgeheven) Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijke
Zorg, geen duidelijk aanwijsbare zinvolle reden van bestaan meer was
voor een instituut dat slechts tot taak had oude mannen te verzorgen.
Zolang echter geen nieuwe activiteiten konden worden ontplooid bleef
het nog wel oude mannen verzorgen maar het aantal liep, vooral de laatste
jaren, geleidelijk terug.Toen de mogelijkheid tot uitvoering van het
project: medisch onderzoek bejaarden, steeds vaster vorm aannam, kwam het
het college van regenten geraden voor, de handen geheel vrij te krijgen
om zich volledig aan de nieuwe taak te kunnen wijden. Vandaar dat de
verzorging van de laatste 12 mannen op 1 januari 1964 werd overgedragen
aan de toenmalige B.I.M.Z.
Op het tijdstip van inwerkingtreding van de algemene bijstandswet 1
januari 1965) kon dus het vermogen van het Oude Mannenhuis niet meer
in verband worden gebracht met "de overgang van de bijstandverlenende
taak op burgemeester en wethouders" (art.88, 1e lid).
Van splitsing van het vermogen kan dan moeilijk sprake zijn.
2. Hiervoor hebben wij U voorgesteld ermee in te stemmen dat meergenoemd
project vanwege het college van regenten wordt uitgevoerd, omdat dit
feitelijk betekent de effectuering van Uw- in 1955 genomen principe-be
sluit tot koerswijziging.
Het aannemen van dit voorstel zou geen zin hebben als Uw raad op grond
van de algemene bijstandswet zou beslissen dat het gehele vermogen van
het "Oude Mannenhuis" op'de gemeente zou overgaan.
3. De opbrengst van het vermogen van het Oude Mannenhuis zal in veel gevallen
niet toereikend zijn om projecten van enige omvang, die vallen binnen
het kader van de nieuwe doelstelling, uit te voeren. Vaak zal dan wel
licht ook een beroep gedaan moeten worden op de gemeente. Deze pro
jecten spelen dan echter niet mee in de algemene prioriteiteribepaling
in verband met het gemeentelijk budget.
Wij hebben dit bezwaar genoegzaam overwogen en zijn tot de conclusie
gekomen dat daaraan volledig wordt tegemoet gekomen door het bcgrotings-
toezicht van Uw raad op de instelling en door het stellen van voorwaarden
bij eventuele subsidieverleningen.