gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 478
1 oktober 1965
F/12987
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
wijziging van het tarief voor door de ge
meentelijke kredietbank te verstrekken geld
leningen.
De concept-begroting 1966 van de gemeentelijke kredietbank, die U een
dezer dagen is of zal worden aangeboden, sluit met een nadelig saldo
van 32.761,-. Voorlopig is dit saldo overgebracht naar de (negatieve)
egalisatiereserve, maar dat is uiteraard geen oplossing als niet het
vooruitzicht bestaat, dat dit saldo uit toekomstige overschotten kan
worden gedekt. Zonder nadere maatregelen behoeft daar niet op te wor
den gerekend.
Dekking van het nadelig saldo uit de algemene middelen is, gezien het
totale begrotingsbeeld, niet mogelijk, en naar ons oordeel ook onjuist,
omdat de bank kostendekkend moet zijn. ha de reorganisatie van de bank
van een aantal jaren geleden is dit sinds kort niet meer het geval.
Oorzaken van deze ontwikkeling zijn;
1de stijging van salarissen en overige kosten;
2. de stijging van de rentestand;
3daling van het rend.ement der leningen als gevolg van het zichzelf
verlagend tarief.
Kan de stijging van salarissen en overige kosten tot voor kort nog wor
den opgevangen door vergroting van de efficiency, thans zijn de moge
lijkheden daartoe wel uitgeput. De bank werkt met een minimale perso
neelsbezetting; een verdere vermindering van de bezetting zou de goede
gang van zaken in deze administratie ernstig kunnen verstoren. Aange
zien het bedrijfsoptimum nog niet is bereikt, zou stijging van de om
zet welkom kunnen zijn, doch wij hebben daarvan geen grote vervrach
tingen, gezien het huidige ruime aanbod van consumptief krediet.
De stijging van de rentestand is, zoals ook voor de andere gemeente
lijke bedrijven, een nadelige factor voor de exploitatie. Bij de kre
dietbank klemt dit temeer, omdat deze zo sterk van de rentestand af
hankelijk is. Bovendien hebben vrij gemeend met ingang van 1966 niet
langer voor de kredietbank een bijzondere rente-omslag van 3te kunnen
handhaven - daarvoor zijn geen redelijke motieven meer aan te voeren -
maar deze ook voor de bank op de normale rente-omslag van de lenings-
dienst, zijnde voor 1966 4,8^, te moeten stellen.
Tenslotte kan gesteld worden, dat de stijging van het gemiddelde leen-
bearag er oorzaak van is, dat het rendement der leningen voortdurend
slechter is geworden. Dit is te verklaren uit het degressieve tarief,
dat sedert 1 januari 1957 als volgt luidt;