gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 421
30 september 1966
AZ/15582
Voorste], van burgemeester en wethouders
inzake het aan de N.V. Brabantse Buurt
spoorwegen en Autodiensten "B.B.A.ga
randeren var. betaling van het door deze
N.V, te lijden verlies op de exploitatie
van de stadsautobusdienst.
De onstuimige groei van het stedelijk gemotoriseerde verkeer schept ook
voor Breda problemen; immers de stedebouwkundige en financiële mogelijk
heden tot integrale aanpassing van de verkeerstechnische infrastructuur
aan de groei van de vervoersmedia zijn niet onuitputtelijk; anderzijds
zal een wat passieve opstelling ten opzichte van de verkeersontwikkeling
onherroepelijk leiden tot schier chronische verkeersopstoppingen, die voor
het stedelijk organisme een belemmering zullen vormen goed te functioneren.
Het is Uw raad bekend, dat wij ernaar streven het stadscentrum voor het
verkeer redelijk bereikbaar te houden zonder dat het verkeer de verwezen
lijking van de functie van inzonderheid het stadscentrum ontwricht.
Wij wijzen in dit verband op de fasengewijze invoering van het verkeers
geleidingsplan en op het scheppen van parkeeraccommodatie langs de rand
van de binnenstadskern. Een middel waarvan de aanwending geheel past in
vorenbedoeld streven, vormt zeer zeker liet collectieve openbare vervoer;
de ruimte, die het collectieve openbare personenvervoer, dat in Breda
door middel van autobussen plaatsvindt, per te verplaatsen persoon nodig
heeft, is aanmerkelijk minder dan de ruimte, die het mechanische indivi
duele personenvervoer, vooral dat per auto, opeist.
Goed en aantrekkelijk collectief openbaar personenvervoer is daardoor
duidelijk een zaak van algemeen belang geworden.
Met betrekking tot de stadsautobusdienst heeft ons college zich tot voor
kort op het standpunt kunnen stellen, dat die dienst rendabel moest zijn,
mede omdat er ruimschoots substitutiemogelijkheden ter voorziening in de
vervoersbehoefte voorhanden waren waarvan de aanwending niet een overbe
lasting van de verkeerstechnische voorzieningen tot gevolg had. Mede dank
zij een goede bedrijfsvoering var. N.V. B.B.A,waaraan sedert 1947 onaf
gebroken de vergunning tot bet uitoefenen van een autobusdienst binnen
de gemeente werd verleend, bleek het in feite mogelijk binnen het bestek
van het rentabiliteitsprincipe een stadsautobusdienst te exploiteren met
een lijnenstelsel waarvan de lijnen gelijkmatig over de in redelijke mate
vervoervragende stadsdelen werden verdeeld, met passende frequenties, met
goed materieel tegen aanvaardbare tarieven.