bijlage nr. 436
- 2 -
Deze resultaten hebben de Nederlandse Maatschappij tot Bevordering
van de Tandheelkunde ertoe gebracht de fluoridering van drinkwater
in Nederland aan te bevelen als een belangrijk preventief middel voor
het terugdringen van het alom voorkomende tandbederf bij kinderen en
volwassenen.
Ook het hoofdbestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot
Bevordering der Geneeskunst heeft in overeenstemming met de Algemene
Nederlandse Vereniging voor Sociale Geneeskunde, ten aanzien van fluori
dering een positief standpunt ingenomen, omdat ueze maatregel weten
schappelijk voldoende gefundeerd en verantwoord is»
In 1963 heeft de kring Breda der Nederlandse Maatschappij tot Bevor
dering der Tandheelkunde ons reeds laten weten unaniem voorstander te
zijn van fluoridering.
Theoretisch bestaan er nog andere mogelijkheden dan door toevoeging
aan het drinkwater, extra fluoride aan de bevolking toe te dienen, b.v.
melk- of zoutfluoridering, het verstrekken van fluoridebevattende ta
bletten en dergelijke. Als de meest praktisch uitvoerbare maatregel
komt echter in aanmerking de fluoridering van drinkwater, omdat alleen
deze methode massaal is toe te passen, geregelde opneming van fluoride
mogelijk maakt en bezien vanuit medisch en tandheelkundig standpunt
- gezien de langdurige ervaring - verantwoord is.
De geneesheer-directeur van de gemeentelijke geneeskundige en gezond
heidsdienst is van oordeel dat fluoridering van drinkwater vanwege
zijn collectieve en regelmatige toepassing een effectief middel is
gebleken ter voorkoming van cariës als volksziekte en beveelt fluori
dering dan ook van harte aan.
Op grond van het waterleidingbeslu.it 1960 is de toestemming van de
minister van sociale zaken en volksgezondheid vereist voor de toe
voeging aan het water van stoffen met het doel deze door middel van
drinkwater te doen toekomen. Aan die toestemming worden voor wat be
treft de toevoeging van fluoride, voorwaarden verbonden met betrekking
tot de omvang van de dosering? de controle e.d.> zodat ook hier voldoende
waarborgen aanwezig zijn voor een juiste toepassing.
Het argument, dat tegen fluoridering wordt aangewend, namelijk dat de
toevoeging van een bijzondere stof aan het drinkwater voor de bevolking
een zekere dwang inhoudt, gaat voorbxj aan de omstandigheid dat de
bevolking in feite ai evenzeer gedwongen is drinkwater in zijn huidige
samenstelling te gebruiken. Hu gebleken is dat dit water onvoldoende
fluoride bevat cm een gezonde ontwikkeling van het menselijk gebit te
verzekeren, kunnen v.ij niet inzien dat deze toevoeging tot een speci
fieke dwang zou leiden.
De directe aanleiding voor onze standpuntbepaling thans is geweest een
schrijven van de N„V. Waterleiding Maatschappij "Noord-West-Brabant"
van 31 augustus 1966waarin de maatschappij Uw raad vraagt om. voor
15 oktober 1966 te mogen vernemen of U van oordeel bent dat dient te
worden overgegaan tot verhoging van het fluoridegehalte in het te
leveren water of niet, daarbij voorshands de financiële consequenties
buiten beschouwing latend.