gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 395
4 oktober 1967
V/17821
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
het voeren van verweer tegen een aan de ge
meente uitgebrachte dagvaarding, houdende
verzet tegen een aan de heer C.J. van
Hooijdonk betekend dwangbevel inzake de
invordering van de kosten woningverbete
ring aan het pand Korte Boschstraat 10a
alhier.
Bij aangetekende brief van 29 mei 1963, nr. V/6755*)heeft ons college
de heer C.J. van Hooijdonk, Dorpsstraat 13 te UIvenhout, aangeschreven
om aan het hem in eigendom toebehorende pand Korte Boschstraat 10a
alhier, onderhoudswerken te verrichten ter opheffing van de in de aan
schrijving genoemde gebreken, namelijk het defect zijn van de elektri
sche leiding en het lek zijn van dal: en goten, zulks binnen een maand
na de dagtekening van die aanschrijving, met de waarschuwing dat, in
dien de vereiste voorzieningen binnen de gestelde termijn niet of niet
naar behoren zouden zijn getroffen, de werkzaamheden van gemeentewege,
doch voor zijn rekening zouden worden uitgevoerd. Bedoelde aanschrij
ving was gebaseerd op de artikelen 70 van de woningwet 1901 en artikel
23 van de wederopbouwwet jo. artikel 21 van de woningwei 1901.
De heer van Eooijdonlc is in gebreke gebleven binnen de gestelde termijn
de vereiste voorzieningen te treffen. Alhoewel wettelijk niet vereist,
is na het verstrijken van de termijn bij herhaling nog overleg gepleegd
met de eigenaar, die daarbij wel toezeggingen deed alsnog tot uitvoering
over te gaan, doch deze niet nakwam. Hierna is van gemeentewege opdracht
verstrekt de nodige voorzieningen te treffen, hetgeen in juni/juli 1964
is geschied.
Bij brief van 17 augustus 1965 is aan de heer van Hooijdonk kennis ge
geven van het door hem verschuldigde ten bedrage van 4.577,84, met het
verzoek dit bedrag aan de gemeente te voldoen. Aangezien de heer van
Hooijdonk tot op heden weigerachtig bleef het door hem verschuldigde vrij
willig te voldoen, is tegen hem op 18 september 1967 een dwangbevel*) uit
gevaardigd, door de deurwaarder op 20 september 1967 betekend, ten einde tot
invordering te kunnen overgaan.
Tegen dit dwangbevel heeft de heer van Hooijdonk, ten deze vertegenwoor
digd door zijn raadsvrouwe, ilr. ïi.H.J. Kramer-de iienthon Bake, verzet
aangetekend en in verband daarmede de gemeente gedagvaard ter terecht
zitting van de arrondissementsrechtbank op 31 oktober 1967.