gemeente Breda Bij bijlage nr. 400 Toelichting on de drank- en horecaverordening Breda 1967. Hoofdstuk II. Ingevolge artikel 6, 2e lid, van de drank- en horecawet is bij konink lijk besluit van 9 juni 1966, S 260 een algemene maatregel van be stuur vastgesteld, waarin eisen worden gesteld in het belang van de sociale hygiëne. Bij gemeentelijke verordening kunnen verdergaande alsmede andere eisen worden gesteld. In artikel 2 van de verordening wordt de oppervlakte van één lokaliteit van een horecabedrijf gesteld op 40 m2 en van een slijterij op 20 m2. Tevens wordt voor beide soorten bedrijven de voorwaarde gesteld, dat één lokaliteit gelijkvloers moet zijn gelegen en over een afstand van tenminste 4 m aan de openbare weg moet grenzen. Deze verdergaande eisen worden gesteld om een zekere waarborg te hebben dat vergunningen zullen worden ondergebracht in behoorlijke bedrijven. Ongeveer dezelfde eisen werden reeds onder het huidige regime gesteld in de verordening drankwetlokaliteiten. De aanvullende eisen worden niet gesteld voor bedrijven, die gelegen zijn in de buurtschap Effen en in het overige landelijke gebied van de gemeente. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 6, 4e lid, der wet, worden in de artikelen 3 en 4 der verordening respectievelijk geregeld, de mogelijkheden van ontheffing van de nadere eisen en van het instellen van beroep bij gedeputeerde staten tegen een besluit tot weigering of intrekking van een ontheffing. De bestaande inrichtingen behoeven niet direct na 1 november 1967 aan de nieuwe eisen krachtens de wet gesteld te voldoen. Ingevolge artikel 76, 1e lid, der wet, wordt een zodanige inrichting geacht te voldoen aan de nieuwe eisen tot 1 januari 1975, indien; a. degene, die op 1 januari 1964 het horecabedrijf of de horecawerk- zaamheid feitelijk uitoefende, dat bedrijf of die werkzaamheid voort zet onder de nieuwe wet en b. de inrichting voldoet aan de eisen, die ingevolge de drankwet, staats blad 1931, nr. 476, op 1 januari 1964 voor haar golden. De sanctie op het niet voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk II zijn vermeld in de artikelen 26 en 31 der wet, respectievelijk weigering en intrekking van de vergunning. Hoofdstuk III. Ingevolge artikel 1, 1e lid, der wet behoren tot de inrichting de in de onmiddellijke nabijheid daarvan gelegen gedeelten van de openbare weg. Artikel 8, 1e lid, onder b, verbiedt het verstrekken van alcohol houdende drank op andere gedeelten van de openbare weg, dan die, waar dat verstreldcen bij gemeentelijke verordening uitdruklcelijk is toege staan. In artikel 5 van de verordening worden de gedeelten van de openbare weg, waarop het is toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken, nader aan geduid. Artikel 6 geeft de voorschriften, die de vergunninghouder bij het ver strekken van alcoholhoudende drank op de openbare weg in acht moet ne men. Op overtreding van de bepalingen van dit hoofdstuk is straf gesteld in artikel 71 der wet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 1137