bij bijlage nr. 400 - 2 - Ho of ds tul: IV. Artikel 13 van de net biedt de mogelijkheid inrichtingen aan te wijzen waarin het tijdelijk of permanent verboden is alcoholhoudende drank te tappen of sterke drank te tappen of te slijten. In artikel 7 van de verordening is van deze gelegenheid gebruik gemaakt om het tappen van sterke drank te verbieden in zogenaamde ontnuchteringszaken, scholen, jeugd- en clubhuizen on kampeer- of caravanterreinen. Het kan voorkonen, dat in een inrichting een zogenaamde ontnuchteringszaak en een cafébedrijf gevestigd zij Ten einde de uitoefening van het cafébe drijf in een dergelijke inrichting niet onmogelijk te maken is in het 2e lid van artikel 7 daarvoor een uitzonderingsbepaling gemaakt. Het mag dan al uitzondering heten, als in een inrichting, als bedoeld onder b tot en met e eens een keer sterke drank moet kunnen worden geserveerd, doch het kan bij bijzondere gelegenheden voorkomen. Om dit mogelijk te maken, is aan burgemeester en wethouders in het pe lid de bevoegdheid toegekend onthef fing te verlenen van het verbod om in dergelijke inrichtingen sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken. Indien van de ontheffingsbevoegdheid gebruik gemaakt wordt zal dit uiteraard voor een zeer beperkte tijdsduur zijn. Opgemerkt zij, dat onder de inrichtingen genoemd onder b niet begrepen zijn horecabedrijven, waarin regelmatig cursussen worden gegeven. Gemeend wordt, dat ook het slijten van sterke drank in ontnuchteringszaken en op kampeer- en caravanterreinen niet moet worden toegestaan. In artikel 9 worden de inrichtingen aangewezen, waarin het tijdelijk verboden is sterke drank te tappen of te slijten. I-Iet "terrein'wordt in artikel 9 bedoeld het kermisterrein in enge zin. Gedacht wordt hierbij aan de situatie, dat bij een café een open terrein behoort, waar op de caféhouder het houden van een zogenaamde Vlaamse kermis ten behoeve van een of ander liefdadig doel, toestaat met het oogmerk de omzet van zijn café daardoor te vergroten. De strafsanctie op overtreding van de bepalingen van dit hoofdstuk is vermeld in artikel 71 der wet. Hoofdstuk V. Onder het regime van de drankwet, staatsblad 1931» nr. 476, is het de houder van een vergunning of een verlof A verboden vrouwelijke personen in zijn in richting te laten dienst doen of aanwezig te doen zijn, zonder toestemming van de burgemeester. Dit verbod geldt alleen in de door de Kroon aangewezen gemeenten. Vrijwel alle gemeenten en ook Breda zijn aangewezen. De drank- en horecawet heeft dit regime niet overgenomen, doch aan de gemeen teraad de bevoegdheid gelaten een dergelijke regeling in het leven te roepen voor horecabedrijven en kantines. Opgemerkt zij, dat de wet alleen toestaat het dienst laten doen van vrouwelijk personeel aan een toestemming van de burgemeester te binden. Ter voorkoming van misstanden wordt het voor Breda noodzakelijk geacht het dienst laten doen door of het aanwezig doen zijn van vrouwen te binden aan een schriftelijke vergunning van de burgemeester. Ingevolge artikel 20, 5e lid, der wet moeten, als van de bevoegdheid tot het stellen van regels op dit gebied gebruik wordt gemaakt, ook regels worden ge steld met betrekking tot het instellen van beroep tegen weigering of intrek king van een vergunning (artikel 11 der verordening). Omwille van de rechtszekerheid van betroldcenen is voor het instellen van be roep het regime gekozen, zoals dat ook gevolgd wordt in de algemene bijstands wet. Bij het behandelen van het beroep zijn er twee mogelijkheden, namel ijk: a. de raad kan in zijn geheel het beroep behandelen en daarover beslissen? b. de raad kan een afdeling uit zijn midden benoemen voor de behandeling van beroepschriften.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 1138