Hoofdstuk Io Inleiding en verantwoording Door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda werd op 3 november 1965 een commissie ingesteld, welke tot taak kreeg zich te bezinnen op structuur en functie van het stedelijk openbaar ver- voer0 De commissie, welke medio december van dat jaar voor de eerste maal bijeen kwam, was als volgt samengesteld: J.F.V. Vermeulen, wethouder van openbare werken, voorzitter. H.M.A. van den Abeelen, hoofdinspecteur van politie. L.W. van Geel ing., directeur gemeentelijk vervoerbedrijf. H0 van Goethem, hoofdinspecteur van politie, waarnemend commissaris. Ir. A. van Katwijk, verkeersdeskundige afdeling stedebouw. C.J. Kusse, medewerker sociografische dienst. Drs. J.C.C. van de Lest, directeur sociografische dienst. Mr. P.J. Pauwels, chef afdeling algemene zaken ter gemeentesecretarie. L.Th. Richt, waarnemend chef, afdeling algemene zaken ter gemeentese cretarie In een later stadium werd aan de commissie nog toegevoegd Mr. D. van Set ten, directeur B.B.A. 1De problematiek De opdracht, welke aan de commissie werd meegegeven, kan in algemene zin als volgt worden geformuleerd: het dienen van advies inzake een opti male voorziening in de huidige vraag naar openbaar vervoer en het aange ven van mogelijkheden tot bevordering van het openbaar ver-voer, een en ander met redelijke in achtneming van economische en verkeerstechnische verlangens en feitelijkheden. In eerste instantie vloeit deze opdracht voort uit de gewenstheid om het functioneren van het lokaal openbaar vervoer verder aan te passen bij de gestegen (potentiële) vervoersvraag, als gevolg van de demografische en ruimtelijke ontwikkeling van Breda. In belangrijke mate komt dit neer op de vraag naar verhoging van de frequentie en verbetering in het bestaande lijnenstelsel.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 1222