- 13 -
Hoofdstuk III, Lijnenstelsel en frequentie
Zoals in het eerste hoofdstuk werd opgemerkt dient voor een heter func
tioneren van het lokaal openhaar personenvervoer, zowel uit het oogpunt
van aanpassing als bevordering daarvan, het lijnenstelsel te worden verbe
terd en de frequentie te worden verhoogd0
In dit hoofdstuk nu zullen achtereenvolgens het lijnenstelsel, de hal
teplaatsen en de frequentie worden behandelde,
1Lijnenstelsel
Ao Gehanteerde uitgangspunten
Het openbaar personenvervoer dient om in principe de verbindingen tus
sen de woongebieden enerzijds en de werkgebieden, de winkelcentra en het
(de) station(s) anderzijds - alsmede tussen de woongebieden onderling - te
onderhouden. Hieruit vloeit voert dat alle wijken verbonden moeten zijn
met de binnenstadskern (winkelcentrum) en het station N.S. alsmede onder
ling.
Dit laatste is echter door de commissie vooralsnog verworpen op grond
van gegevens van de B,B.A, en andere gemeenten waaruit blijkt, dat het in-
terwijk-verkeer slechts gering is0 Overigens heeft het gekozen systeem -
zoals nog zal blijken - er wel toe geleid, dat de meeste wijken twee aan
twee met elkaar zijn verbonden via de binnenstadskern en het station.
Met het oog op de capaciteit van de wegen en het gemakkelijk kunnen ma
noeuvreren met de bussen zijn alle lijnen geleid via wegen van minimaal 7
meter rijbaanbreedte.
Tenslotte moet in verband met het noodzakelijk voor- en natransport te
voet, de spreiding van de lijnen over het stedelijk hoofdverkeerswegennet
zo groot mogelijk zijn. Als maximale loopafstand van de woning tot de hal
te is daarbij 500 meter aangehouden. Deze norm wordt algemeen aanvaard,
B, Gekozen systeem
Met in achtneming van de hiervoor genoemde uitgangspunten en de aanwe
zige verkeersvoorzieningen zijn voor het opstellen van een lijnenstelsel
de navolgende systemen te bedenken.