Procentuele verdeling van de beroepsbevolking over de drie taldcen van werkgelegenheid, landbouw,
nijverheid en diensten, in de provincies van Nederland in 1947 en 1960
totale beroepsbevolking. 1landbouw nijverheid diensten
provincie 1 g4? 1g6Q 1 g4? 1g6o 1g4? 1g6Q 1g47 1g6Q
Groningen
173.289
167.146
26
16
32
39
40
43
Friesland
170.925
159.418
35
23
26
35
37
41
Drente
0
0
tó
V—
109.973
44
28
27
39
26
32
Overijssel
268.377
281.654
27
15
41
51
30
33
Gelderland
407585
448.849
23
15
35
44
35
40
Utrecht
201.434
238.047
12
7
36
40
49
52
Noord-Holland
687228
760.385
9
6
36
39
51
54
Zuid-Holland
864.900
985.615
11
7
36
38
50
54
Zeeland
103.720
99.476
37
24
26
33
36
42
Noord-Brabant
441.179
528.036
24
11
42
53
33
36
Limburg
258.324
302.113
21
9
44
55
33
36
Totaal Nederland
3.866.445
4.168.626
19
11
35
42
42
45
Bron: Welvaartsbalans voor de provincie Noord-Brabant, deel I, blz. 94.
1) de totale beroepsbevolking is op 100/5 gesteld: dit betekent niet, dat de drie taldcen
van werkgelegenheid te zamen steeds 100/<> zijn, daar er een restgroep is, die varieert
van 1 tot 4 /->.