Bijlage nr. 468 -3- ANTWOORD. De brief waarop in de vraagstelling wordt bedoeld, bereikte ons onder dagtekening 10 november 1967 van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk, afd. C.U.M.O.-5544. De brief behelst voorlopige richtlijnen welke bedoeld worden te zijner tijd te worden vervangen door een definitieve regeling met betrekking tot subsidiëring van sociale raadslieden. Wij hebben het schrijven voor nader advies in handen gesteld van: - de commissie overleg maatschappelijk werk; - het bestuur van de KdJl.W.; - het bestuur van de commissie Kerkelijke gezinszorg. Na ontvangst van dit advies zullen wij ons standpunt nader bepalen en U mededelen. VRAAG De heer Joestenber.c deelt mode, dat er voor bezoekers van de raadsver gaderingen op het Stadserf geen enkele duidelijke aanwijzing staat waar de ingang van de publieke tribune zich bevindt. Spreker dacht dat het nuttig zou zijn een dergelijke aanwijzing te plaat sen. Regelmatig bereiken hem klachten. Vooral in de donkere wintermaan den is deze ingang on/indbaar. ANTWOORD. Aan de dienst van openbare werken werd opdracht gegeven de verwijzing naar de publieke tribune van de raadzaal te verduidelijken. VRAAG. De heer Biemans vraagt of het mogelijk is om de andere boom langs de Liesboslaan vanaf het viaduct tot aan het Biesbos te rooien. Dit is in het belang van de aan de Liesboslaan grenzende gronden, die zeer inten sief gebruikt worden. ANTWOORD. Voornamelijk de bomen staande aan de noordzijde van de oude Liesboslaan zullen hinder aan de aangrenzende tuin— en landbouwpercelen veroorzaken. De boombeplanting geeft deze laan een speciaal karakter, hetwelk naar onze mening zo min mogelijk aangetast dient te worden. Gelet echter op de voor laanbeplanting vrij geringe onderlinge afstand der bomen 6 h 7 meter) en tevens de in het geding zijnde agrarische be langen in aanmerking nemend, kan zonder dat dit speciale karakter wordt aangetast aan het verzoek wel worden voldaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 1346