bijlage nr. 203 In dit geval dient het verzoek vervat te zijn in een deelplan, waarin zijn opgenomen de scholen, waarvan de oprichting in de drie jaren, waar over het scholenplan van do minister zich zal uitstrekken, door het lichaam dat het verzoek namens school- of gemeentebesturen indient wordt voorgestaan (artikel 66, lid 4, van de wet op het voortgezet onderwijs). Door dit deelplan wordt getracht een bundeling te bevorderen van indi viduele verzoeken tot een concept voor een samenhangend geheel van on derwijsvoorzieningen voor de sector waarover het plan zich uitstrekt. Door het opstellen van een dergelijk concept krijgen de direct bij het onderwijs betrokken organisaties de gelegenheid hun eigen inbreng te leveren voor het scholenplan va.n de minister en worden zij ten nauwste betrokken bij het opstellen daarvan. In de kringen van het onderwijs - zowel openbaar als bijzonder - heeft men het belang van samenwerking, ten einde tot het opstellen van deel- plannen te komen, allerwegen erkend;, vooreerst om de waarde, die de deel- plannen zullen leunnon hebben als bouwstof voor het uiteindelijke ministeri ele plan en voorts met het oog op de in artikel 66 van de wet op het voortgezet onderwijs neergelegde eis, dat de indiening van een verzoek tot opneming van een school in een scholenplan met redenen dient te zijn omkleed en dat daarbij een prognose dient te worden overgelegd betreffende de te verwachten omvang van de school. Door bundeling van deskundigheid en door gezamenlijke bewerking van voorhanden statistisch materiaal zal met minder kosten een beter resultaat worden verkregen. In verband met het algemeen streven naar het opstellen van deelplannen is de onderwijscommissie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten tot de conclusie gekomen, dat de gemeenten, w illen ook zij een reële inspraak bij het samenstellen van het scholenplan hebben, daarbij niet achter kunnen blijven en dat een gemeenschappelijke organisatie voor de planning van het gemeentelijk voortgezet onderwijs en voor het periodiek opstellen van een deelplan ten behoeve van dit onderwijs in het leven zou moeten worden geroepen. Deze organisatie zou de vorm moeten hebben van een gemeenschappelijke regeling, waarbij een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam wordt gevormd. Bij brieven van 12 december 1966 en 7 maart 1967 heeft het bestuur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zich tot de gemeentebesturen gewend met do mededeling, dat onder meer tussen de gemeenten Amsterdam, 1s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, Rotterdam en Snoek een gemeenschappe lijke regeling is getroffen ter behartiging van de belangen van het gemeentelijk voortgezet onderwijs, in het bijzonder voor wat betreft het opstellen van deelplannen voor scholen voor voortgezet onderwijs op voet van artikel 66, lid 4, van de et op het voortgezet onderwijs, welke ge meenschappelijke regeling bij koninklijk besluit van 2 februari 1967 is goedgekeurd. Bij deze gemeenschappelijke regeling is een rechtspersoonlijkheid be zittend lichaam gevormd met de naam: "Centraal orgaan voor het gemeen telijk voortgezet onderwijs", welk centraal orgaan tot taak heeft: a. het geven van voorlichting in samenwerking met de Vereniging van Neder landse Gemeenten en de pedagogische centra omtrent schoolbehoeften en omtrent schoolorganisatorische vragen aan de gemeenten;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 603