bij bijlage nr., 230 -3- Artikel 10. 1Het bestuur van de stichting behoeft de machtiging van de raad voor; a. het aangaan van geldleningen; b. het aannemen, verwerpen of afstand doen van erfstellingen, legaten en schenkingen boven een bedrag van 1.000,- en, ongeacht het be drag, indien de stichting bij aanvaarding daarvan voor langer dan 5 jaren op geld waardeerbare verplichtingen op zich neemt; c. het kopen, verkopen en bezwaren van onroerende goederen boven een bedrag van 1.000,-; d. het doen van uitgaven, welke niet zijn opgenomen in de door de raad goedgekeurde begroting der stichting of' van uitgaven, voor zover zij het eindcijfer van de begroting overschrijden; e. het verrichten van overschrijvingen van de ene post naar de andere van de door de raad goedgekeurde begroting binnen het eindcijfer van deze begroting. 2. Het bestuur behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders voor; a. het voeren van rechtsgedingen, het aangaan van dadingen, het onder werpen van geschillen aan de uitspraken van scheidsmannen en het be rusten in tegen de stichting ingesteld.e rechtsvorderingen, alles behoudens de bevoegdheid van het bestuur tot het nemen van alle conservatoire maatregelen, het verlenen van kwijtschelding; b. het kopen en verkopen van onroerende goederen voor zover niet begrepen onder de in dit artikel lid 1 sub c bedoelde; c. het sluiten van overeenkomsten, anders dan die bedoeld in lid 1 sub a van dit artikel, waarbij de stichting voor langer dan één jaar verplichtingen op zich neemt, zodra deze te zamen met andere derge lijke overeenkomsten de stichting bezwaren met een geldelijke last boven de 1.000,- of een nader door burgemeester en wethouders vast te stellen bedrag. 3. De leden van het bestuur worden wegens uitgaven door het bestuur bevolen, waardoor het eindcijfer van de begroting der stichting of de aangewezen begrotingspost wordt overschreden of die te kwader trouw zijn aangewezen op een post, waarmede de uitgaven niet overeenstemmen, tenzij blijkt, dat zij tot het doen dier uitgaven niet hebben meegewerkt, jegens de gemeente persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk tot schadevergoeding. Artikel 11 1Het bestuur is verplicht zich ter zake van het beheer en de belegging van de gelden der stichting te onderwerpen aan de door burgemeester en wet houders te geven voorschriften, onverminderd hetgeen elders in deze statu ten daaromtrent is bepaald. 2. De in het eerste lid bedoelde door burgemeester en xrethouders te geven voorschriften behelzen in elk geval omstandigheden en voorwaarden,waar onder en waartegen door de stichting aan derden krediet wordt verstrekt. Artikel 12. 1Het bestuur dient jaarlijks in de maand mei een begroting voor het vol gend jaar in bij burgemeester en wethouders, 2. De begroting der inkomsten vermeldt alle ontvangsten der stichting van welke aard ook en zover mogelijk het bedrag waarop elke post in het bijzonder wordt geraamd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 687