gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 27
6 januari 1967
OSS/231
Nota omtrent het kleuter- en gewoon lager
onderwijs in de uitbreidingsplannen Hoge Vucht
en IJpelaar.
Omtrent de behoefte aan lokalen voor het kleuter- en gewoon lager onderwijs
in de uitbreidingsplannen Hoge Vucht en IJpelaar hebben wij Uw raad in het
verleden bij afzonderlijke nota's nader geïnfoimeerd.
Deze informatie werd U verstrekt in onze nota's van respectievelijk 6 decem
ber 1961 (voor Breda-Noord) en 17 april 1963 (voor Breda-Zuid-Oost)
Het komt ons gex^enst voor deze afzonderlijk gegeven informatie thans
- ook mede ter wille van een duidelijk inzicht in de totale behoefte aan
lokalen voor dit onderwijs - samen te vatten in één geheel.
Daarnaast kan worden gesteld, dat de gegevens, waarop de eerdervermelde
nota's werden gebaseerd, thans alleen al door het tijdsverloop als verouderd
zijn te beschouwen; aanpassing van de eerder verstrekte gegevens is daarom
ook noodzakelijk.
Hoewel uiteraard aan de hand van sociografische berekeningen en ervarings
cijfers de prognoses inzake de ontwikkeling van de aantallen leerlingen
en de daaruit voortvloeiende behoefte aan lokalen steeds zo exact mogelijk
worden benaderd, zijn er toch - en dit mag voor Uw raad duidelijk zijn -
omstandigheden welke een bijsturen van de opgestelde prognoses wenselijk
en noodzakelijk maken.
Tot die omstandigheden rekenen wij onder meer:
a. wijzigingen in de aanvankelijk geraamde aantallen geprojeeteerde woningen;
b. verlagingen in de gehanteerde leerlingenschalen;
(in de nota omtrent het gewoon lager onderwijs in Breda-Hoord van 1961
werd nog geen rekening gehouden met het effect van de volledige door
voering verlaging leerlingenschalen)
c. wijzigingen in de woningbezetting;
d. wijzigingen in de verdeling van de bevolking naar religie;
e. wijzigingen in de aantallen potentiële leerlingen;
fwijzigingen in de belangstelling voor de scholen van de onderscheiden
richtingen.
Moest voorheen bij het opstellen van de eerder verstrekte informatie, omdat
het hier ging om geheel nieuwe wijken, bij de benadering van de aantallen
te verwachten leerlingen worden uitgegaan van gemiddelde percentages zoals
die destijds voor de stad als geheel golden, thans kunnen deze basisgege
vens mede xrorden ontleend aan de reeds aanwezige bevolking in de onder
scheiden buurten van de uitbreidingsplannen.