gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 243
16 juni 1967
AZ/10808
ïlededeling aan de raad met betrekking
tot de intergemeentelijke samenwerking.
Wij stellen het op prijs Uw raad te informeren over de stand van zaken
betreffende het intergemeentelijk overleg met onze randgemeenten.
Bij schrijven van 6 januari 1967 verzochten de colleges van burgemeester
en wethouders van de vijf randgemeenten Kieuw-Ginneken, Prinsenbeek,
Rijsbergen, Terheijden en Teteringen om een onderhoud op 30 januari 1967.
Wij hebben in antwoord daarop gevraagd dit gesprek enige tijd te willen
uitstellen, omdat bij de taakverdeling binnen ons college de zaken be
treffende stadsgewestelijke samenwerking zijn ondergebracht in de
portefeuille van de burgemeester en de toen pas benoemde burgemeester
zijn functie eerst op 1 februari 1967 zou aanvaarden.
Op 5 april 1967 hebben wij de uitnodiging verzonden voor een gesprek
op 20 april 1967. Tijdens deze bespreking hebben de randgemeenten het
voorstel gelanceerd een structuurplan te ontwerpen voor Breda en zijn
vijf randgemeenten, waarbij rekening zou worden gehouden met de wense
lijke structuur voor het territoir van Breda met zijn zeven randgemeen
ten. Wij verzochten het voorstel duidelijk toegelicht en geargumenteerd,
schriftelijk aan ons toe te zenden opdat wij ons nader over dit voorstel
zouden kunnen beraden.
Tegelijkertijd hebben wij de vijf randgemeenten toegezegd hun schriftelijk
onze visie toe te zenden op de standpunten, vervat in hun brief d.d. 6
januari 1967 en toegelicht in het onderhavige gesprek.
Wij hebben onze visie ter zake bij brief van 19 mei 1967 aan de be
sturen van de vijf randgemeenten ter kennis gebracht. Een afschrift
daarvan hebben wij gezonden aan de colleges van burgemeester en wet
houders van Etten en Leur en Oosterhout. In dit schrijven hebben wij
vooraf gesteld onze zienswijze mede te hebben geplaatst tegen de
achtergrond van het koninklijk besluit van 8 juli 1966, nr. 11, waar
bij de verzoeken tot grenswijziging tussen de gemeenten Breda en
Prinsenbeek alsmede tussen Prinsenbeek en Terheijden buiten behandeling
worden gesteld met de overweging, dat de gedeputeerde staten van ^oord-
Brabant een voorstel tot gemeentelijke herindeling van het gebied van
Breda en omgeving in voorbereiding hebben dat van verderstrekkende
aard is dan de toenmaals voorgestelde grenswijzigingen. Wij hebben
kenbaar gemaakt van oordeel te zijn op generlei wijze een voorstel
tot herindeling, als waarop het aangehaalde koninklijk besluit doelt,
te mogen doorkruisen.