bijlage nr. 245 - 2 - Voorts hebben wij als onze opvatting uitgesproken, dat Breda en alle aangrenzende gemeenten samen een ruimtelijk kader vormen, waarbinnen bovenlokale oriëntaties zich zodanig hebben verdicht, dat het betrokken gebied zich als een eenheid manifesteert. Om deze reden zal alleen samen werking met alle randgemeenten de beste resultaten geven. Hij hebben er daarbij op gewezen, dat deze mening onder meer steun vindt in het advies van de "raad van advies voor de ruimtelijke ordening" aan de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening over de "tweede nota voor de ruimtelijke ordening in Nederland". Daarin wordt onder andere gesteld dat de moderne ontwikkeling grotere eenheden eist, dan thans gebruike lijk zijn, te weten gebieden, die min of meer een sociaal-economische ontwikkelingseenheid vormen. Met betrekking tot het voorstel van de vijf randgemeenten hebben wij medegedeeld, na grondige overweging van alle aan dit vraagstuk verbonden facetten, bereid te zijn mede te onderzoeken welke mogelijkheden het ontwerpen van een structuurplan voor de zes gemeenten in zich bergt, uiteraard voor zover zulks niet leidt tot vertraging in de voorbereiding van de aangekondigde grenswijzigingen in de streek rond Breda. Op praktische gronden,zoals het bij Breda voorhanden zijn van deskundige mankracht en de daaruitvoortvloeiende kermis van de problematiek alsmede het vermijden van financiële consequenties hebben wij evenwel als voor waarde gesteld, dat bij een dergelijk onderzoek alleen de stedebouw kundigen van Breda en bijgevolg geen onafhankelijk planologisch bureau worden c.q. wordt betrokken. Intussen hebben ook de randgemeenten zich gezamenlijk beraden. Het resul taat daarvan is neergelegd in een aan ons college gericht schrijven d.d. 12 mei 1967. Omdat het daarin ontvouwde standpunt niet gedeeld kon worden door het college van burgemeester en wethouders van Rijsbergen is genoemde brief slechts ondertekend door de colleges van burgemeester en wethouders van Nieuw-Ginneken, Prinsenbeek, Terheijden en Teteringen. In verband met de van ons ontvangen brief d.d. 19 mei 1967, hebben de vier randgemeenten hun eerdergenoemd schrijven bij brief van 31 mei 1967 aan ons toege zonden. Uit de schriftelijke formulering van het standpunt der randgemeenten blijkt, dat geen wijziging is gebracht in de zienswijze zoals deze in de bespreking op 20 april 1967 is uiteengezet. De vier randgemeenten verklaren de Bredase opvatting, dat vanwege de verwevenheid van de be langen met Etten en Leur en Oosterhout slechts samenwerking met alle randgemeenten zinvol kan zijn, niet onjuist te vinden. Zij houden echter vast aan de visie, dat het in het belang van de streek is alvast te starten met een samenwerking tussen vijf of zes gemeenten, in plaats van af te wachten wat gedeputeerde staten te zijner tijd gaan doen. Aan deze visie hebben zij nader vorm gegeven door een ontwerp over te leg gen van een gemeenschappelijke regeling tot instelling van het stads gewest "de Baronie van Breda", aan te gaan door de gemeenteraden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van Breda en haarrandgemeenten. Als doelstelling is daarin opgenomen het vast stellen van een structuurplan en het bevorderen van verdere samen werking.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 732