gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 323
6 september 1967
IZ/9447 Antwoorden op door raadsleden gestelde vragen.
VRAAG
De heer van Loon zegts een aantal jaren gcledon is in onze gemeente een, in
vergelijking met andere, modern regionaal woonwagencentrum gereedgekomen.
De belangstelling voor dit centrum was ook van de zijde van de gebruikers
zo groot, dat al vrij spoedig de toeloop te groot werd. Van de zijde van
de gemeente Breda zijn toen enkele aanvullende voorzieningen getroffen,
aansluitend aan het centrum, waardoor enige overloop mogelijk werd. De af-
01 gelopen winter en ook nu nog is de overloop echter zo groot geworden dat zelfs
een belangrijk gedeelte van het voormalige vuilstortterrein als staanplaats
in gebruik is en wordt genomen. Niet alleen woonwagens en ook caravans ver
schijnen op deze voormalige stortplaats, doch sinds korte tijd is er zelfs
een houten keet geplaatst.
Voor de staanplaatshouders buiten het regionale centrum ontbreekt iedere
voorziening, terwijl naar het mij voorkomt ook iedere regeling van de in
deling van staanplaatsen ontbreekt.
Deze situatie lijkt mij zowel voor de gebruikers van dit gedeelte terrein
als voor de gemeente verre van acceptabel en mijn vraag is dan ook of op
korte termijn - in ieder geval voor de winter - aan deze voor alle partijen
zeer ongewenste toestand het nodige zou kunnen worden gedaan.
AHTVOORD
De huidige minder gelukkige situatie ten aanzien van de zogenaamde nood-
standplaats betreft niet zozeer de voorzieningen die de woonwagenbewoners
daar ten dienste staan; voor een zeer belangrijk gedeelte vallen zij name-
I lijk terug op de uitrusting van het centrum. Het probleem schuilt voorname-
lijk in het feit, dat de woonwagenbewoners een veel groter terrein in ge
bruik hebben genomen dan door ons als noodstandplaats is bestemd. Aan deze
situatie zal echter een einde komen na de uitvoering van het raadsbesluit
d.d. 17 augustus 1967 tot het maken van een afgrenzing van de wijk Hoge
Vucht aan de noord-xrestzi jde door middel van een gracht en een daarachter
liggende dijk. Beraad is thans gaande over ö.e vraag op welke wijze de als
dan ontstane begrensde noodstandplaats zijn ruimtelijke en bestuurlijke
verzorging kan krijgen. Hoe zulks gerealiseerd kan worden is mede afhanke
lijk van het landelijk beleid ten aanzien van woonwagencentra.
VRAAG
De heer Barij merkt op dat de heer van der Verff erop heeft geattendeerd
dat hij het genoegen heeft onder de "drapeau de l'Huropé' te zitten. Dit
is niet de reden dat hij de vraag stelt of het niet wenselijk is deze vlag
op een meer in het oog springende plaats te hangen, dan de vlaggen, die
louter als decoratie van deze zaal dienen.
Spreker is van mening dat deze vlag een meer belangrijke betekenis heeft.