Artikel 2.
1. Voor een inrichting, die in zone A gelegen is, wordt onverminderd het bij
of krachtens de wet bepaalde door burgemeester en wethouders geen ver
gunning tot uitoefening van een horecabedrijf of van de horecawerkzaam-
heid verleend, tenzij
a. de lokaliteit of een der lokaliteiten, waarvoor de vergunning gevraagd
wordt een oppervlakte van tenminste 40 m2 heeft;
b. tenminste één der lokaliteiten onder a bedoeld gelijkvloers is ge
legen;
c. tenminste één wand van de onder b bedoelde lokaliteit over een afstand
van tenminste 4 m, binnenwerks gemeten, aan de openbare weg grenst;
d. een eventueel voor de toiletgelegenheden aanwezig voorportaal niet ge
lijktijdig voor mannen en vrouwen toegankelijk is.
2. Voor een inrichting, die in zone A gelegen is, wordt onverminderd het bij
of krachtens de wet bepaalde door burgemeester en wethouders geen ver
gunning tot uitoefening van een slijtersbedrijf verleend, tenzij:
a. de lokaliteit, waarvoor de vergunning gevraagd wordt, een opper
vlakte heeft van tenminste 20 m2;
b. de onder a bedoelde lokaliteit gelijkvloers is gelegen,
c. tenminste één wand van de onder a bedoelde lokaliteit over een af
stand van tenminste 4 m, binnenwerks gemeten, aan de openbare weg
grenst.
Artikel 3»
1Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen, wanneer de lig
ging van de inrichting daartoe aanleiding geeft ontheffing verlenen van de
eisen, genoemd in artikel 2, 1e en 2e lid onder a, b en c.
2. Een verzoek om ontheffing wordt schriftelijk ingediend en geeft de eisen
aan waarvan ontheffing wordt verlangd,
5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen drie maanden, nadat het ver
zoek om ontheffing is ingekomen. Deze beslissing kan zijn vervat in hun
beschikking op een aanvrage om vergunning.
4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing
kunnen voorwaarden worden verbonden, een ontheffing kan te allen tijde
worden ingetrokken of gewijzigd.
5. Een besluit, waarbij een ontheffing is geweigerd, ingetrokken of gewijzigd
een ontheffing onder beperkingen is verleend of aan een ontheffing voor
waarden zijn verbonden, is met redenen omkleed en wordt bij aangetekende
brief aan verzoeker toegezonden.
Artikel 4.
1Tegen een besluit, als bedoeld in artikel 3, 5e lid, kan betrokkene
schriftelijk beroep instellen bij gedeputeerde staten.
2. Het beroepschrift moet binnen dertig dagen, ingaande op de datum na die
der verzending van het besluit worden ingediend bij burgemeester en wet
houders
Deze zenden het binnen deftig dagen, ingaande óp de datum van ontvangst,
met hun advies door aan gedeputeerde staten.
-2-